Caesar (Καῖσαρ). De naam C. was aanvankelijk cognomen, in gebruik in de romeinse gens Iulia (Iulius); onder deze naam staat de beroemde dictator Gaius Iulius Caesar bekend. Door diens geadopteerde zoon en erfgenaam, Gaius Octavius, werd de naam C. als nomen gentile (familienaam) gevoerd, ook na zijn verheffing tot het principaat. Augustus' opvolgers Tiberius en Caligula volgden dit voorbeeld. Keizer Claudius en zijn opvolgers behielden de naam C. als bestanddeel van hun titulatuur, waardoor hij praktisch het equivalent van onze titel 'keizer' werd. Sinds Hadrianus was C. bovendien de titel van de aangewezen troonopvolger, sinds Diocletianus ook van de beide onderkeizers.
In de grote middeleeuwse rijken van West- en Oost-Europa
droegen de opperste heersers de naam C.,
die als leenwoord in de germaanse (nederlands keizer,
duits Kaiser enz.) en slavische talen (russisch
tsar enz.) is overgenomen.
Lit. L. Lesuisse, Le titre de 'Caesar' (Les Études Classiques
29, 1961, 271-287). [Nuchelmans]