Tiberius Claudius Nero werd in 42 v.C. geboren als zoon van zijn gelijknamige vader en Livia Drusilla, die na haar scheiding met de latere keizer Augustus trouwde. Hij ontving een uitstekende opleiding in Griekse en Romeinse cultuur en Romeins recht. Een schitterende militaire loopbaan voerde hem met Augustus naar het Oosten (20 v.C.) en later naar de Rijn en de Donau (12-9 v.C.), waar hij o.a. Pannonië heroverde. In 13 v.C. was hij voor de eeste maal consul.
Na een gedwongen scheiding van Agrippina Vipsania, moeder van zijn zoon Drusus, ging hij een ongelukkige echtverbintenis aan met Augustus'dochter Iulia. Veldtochten tegen de Pannoniërs, Dalmatiërs en Daciërs ter beveiliging van de Donaugrens brachten hem de titel imperator en de ornamenta triumphalia. Na de dood van zijn broer Drusus nam hij diens bevel aan Rijn en Elbe over. Na een tweede consulaat in 7 v.C. ontving hij de tribunicia potestas voor een periode van vijf jaar.
Misnoegen over Iulia's leefwijze en over Augustus' opvolgingsplannen waren er wel de oorzaak van dat Tiberius zich tijdens de nu volgende diplomatieke missie naar het Oosten verscheidene jaren op Rhodus terugtrok, vanwaar hij pas in 2 n.C. naar Rome terugkeerde. Na de dood van Augustus' kleinzoons Gaius en Lucius werd hij, samen met Agrippa Postumus, door de keizer geadopteerd en zo als mogelijk opvolger geaccepteerd. Ofschoon hij uit zijn eerste huwelijk een eigen zoon Drusus had, verplichtte Augustus hem op zijn beurt zijn neef Germanicus (zoon van Tiberius' broer) te adopteren. De tribunicia potestas, die hij nu voor tien jaar ontving, (4 n.C.) werd in 13 voor eenzelfde termijn verlengd. Bij beide gelegenheden ontving hij bovendien het imperium proconsulare. Opnieuw naar de Rijn gezonden, overwon hij de Langobarden aan de Elbe, waar de Romeinse vloot zich met hem verenigde. Dan voerden opstanden hem naar Pannonië en Dalmatië. Na Varus' nederlaag in het Teutoburgerwoud werd Tiberius opnieuw belast met het opperbevel aan de Rijn, die hij overtrok en versterkte. Op de census, die hij in 14 samen met Augustus hield, volgde een veldtocht in Illyricum, vanwaar de dood van Augustus op 19 augustus hem terugriep.
Na felle debatten in de senaat werd Tiberius op voorstel van de consuls op 17 september tot keizer uitgeroepen. Spoedig daarna werd de niet ongevaarlijke Agrippa Postumus uit de weg geruimd. Steunend op de senaat, wiens aanzien en politieke rechten hij volkomen respecteerde, volgde Tiberius Iulius Caesar Augustus, zoals hij sinds zijn adoptie heette, het voetspoor van zijn voorganger, die werd geconsacreerd et te Rome met een tempel werd vereerd.
In zijn buitenlandse politiek legde Tiberius zich beperkingen op door van verdere gebiedsuitbreidingen af te zien. In Pannonië en Germanië ontstonden muiterijen onder ontevreden legioenen, die bovendien graag hun bevelhebber Germanicus op de troon hadden gezien. Tiberius riep hem naar Rome terug, waar hij in 17 een triomf vierde. In hetzelfde jaar werd in het Oosten Cappadocië na de dood van zijn vazalkoning tot provincie gemaakt. Problemen met Parthië werden in onderhandelingen met Germanicus geregeld, die in 18 met Tiberius het consulaat bekleedde. Zijn dood in 19 veroorzaakte grote droefheid bij het volk en leidde tot grote conflicten binnen de keizerlijke familie.
De enige vernieuwing in het provinciaal bestuur was een verlenging van de ambtstermijn van keizerlijke legaten. Tiberius voerde een straf financieel beleid. Door beperking van donaties, spelen en bouwactiviteiten kon hij tenslotte grote sommen nalaten. Maar ook in Rome bleven moeilijkheden hem niet bespaard.
In de senaat werd hij door een oppositie soms danig gedwarsboomd. Binnen zijn familie wekte de vraag naar zijn opvolging grote naijver. Van de zoons van Germanicus en Agrippina, Nero, Drusus en Gaius, die na de dood van Germanicus en van de zoon van de keizer, Drusus, (door de prefect Seianus vergiftigd (23)), voor opvolging in aanmerking kwamen, werden de beide eersten door toedoen van Seianus uit de weg geruimd. De overgebleven Gaius werd nauwelijks op zijn toekomstige hoge functie voorbereid.
In 21 trok Tiberius, nu voor de vierde maal consul samen met zijn zoon Drusus, zich op
instigatie van zijn gardeprefect Seianus in Campanië terug, waardoor diens heilloze
invloed in Rome sterk toenam. Talloze rechtszaken wegens
maiestas en
perduellio
dienden, vooral na 23, voor de senaat. En ofschoon
aan Tiberius nauwelijks wraakzucht of
partijdigheid schijnen te kunnen worden verweten, wierpen zij toch een zware smet op zijn
bewind. Zij waren ook niet steeds zonder grond. Het meest trokken de processen tegen
Scribonius en Piso de aandacht. Na in 22 tijdens Livia's ziekte weer naar Rome teruggekeerd
te zijn liet de keizer zich door Seianus, op wie hij blindelings vertrouwde, bezeten van
angst in 26 bewegen de stad voorgoed te verlaten.
Nog eenmaal, in 37 (79 jaar oud), begaf Tiberius zich op weg naar Rome; onderweg zag hij echter van het bezoek af en keerde terug naar Misenum, waar hij stierf. Zijn as werd bijgezet in het Mausoleum van Augustus, en onder de naam Caligula volgde Caius hem op. Tiberius was een aristocratisch figuur, een uitstekend bestuurder en een man van grote gerechtigheidszin. Persoonlijk sober legde hij ook in het bestuur een grote spaarzaamheid aan de dag. Royaal echter was zijn hulp bij de economische crisis en de brand van Rome. Wars van spelen als hij was, liet hij in 23 de pantomimen uit Italië verwijderen. Tegenover vreemde religies betoonde hij zich echter verdraagzaam. Nors en weinig toegankelijk zocht noch won hij ooit populariteit. De verhalen over zijn ondeugden zijn dan ook sterk overdreven, te meer omdat zijn geestvermogens zijn laatste zes jaren sterk hadden geleden. Als keizer was hij beter dan de Romeinse traditie wil doen geloven.
Lit. Tacitus, Annales 1-6. Suetonius, Tiberius. Cassius Dio 57-58.
Velleius Paterculus 2, 94-131. Flavius Josephus, Antiquitates romanae
18-20; Bellum Iudaicum. - M. Gelzer (PRE 10, 478-536). L.
Fabbrini (EAA 7, 848-850). - J. Bernoulli, Römische Ikonographie
2,1 (Bèrlin/Stuttgart 1886, 138-166). C. Barbagallo, Tiberio (Firenze
1922). G.P. Baker, T. Caesar (London 1929). F.B. Marsh, The
Reign of T. (Oxford 1931). J.H. Thiel, Kaiser T. Ein Beitrag zum
Verständnis seiner Persönlichkeit (Mnemosyne, Ser. III, 2, 1935,
245-270; 3, 1936, 177-218; 4, 1937, 17-42; = Darmstadt 1970). S. de
Lact, Hedendaagsche stroomingen in de studie der geschiedenis van
keizer T. (1914-1937) (Antiquité Classique 7, 1938, 93-104, 333-342).
D. Pippidi, Tacite et Tibère. Une contribution à l'étude du
portrait dans l'historiographie latine (Ephemeris Dacoromana 8,
1938, 233-297). R. S. Rogers, Studies in the Reign of T. (Baltimore
1943 = Westport Conn. 977). M. Grant, Aspects of the Principate
of T. (New York 1950). G. Maranón, T. Geschichte eines Ressentiments
(München 1952). V. Ehrenberg/A. H. Jones, Documents Illustrating
the Reigns of Augustus and Tiberius² (Oxford 1955). E.
Koestermann, Die Majestätsprozesse unter T. (Historia 6, 1955,
72-106). W. Gollub, T. (München 1959). E. Kornemann, T. (Stuttgart
l960). W. Seibt, Die Majestätsprozesse vor dem Senatsgericht
unter T. (Diss. Wien 1969). W. Orth, Die Provinzialpolitik des T.
(Diss. München 1970). B. M. Levick, Tiberius' Retirement to Rhodos
in 6 B.C. (Latomus 31, 1972, 779-813). R. Seager, T. (London
1972). C. Zaech, Die Majestätsprozesse unter T. in der Darstellung
des Tacitus (Winterthur 1972). D. Hennig, L. Aelius Seianus. Untersuchungen
zur Regierun des T. (München 1975). Barbara Levick,
T. the Politician (London 1976). C. Rodenwald, Money in the
Age of T. (Manchester 1976). [A.J. Janssen]