Daciërs (Δακοί, lat. Daci), thracisch volk, verwant
met de Geten, dat in elk geval vanaf de 4e eeuw
vC een groot deel van het tegenwoordige Roemenië
bewoonde. De D. leefden hoofdzakelijk van landbouw
en veeteelt; daarnaast ontgonnen ze reeds
vroeg de bodemschatten van hun land, o.a. de goudmijnen.
Onder invloed van de Kelten, die in de 4e
eeuw tot in Roemenië doordrongen, en door contacten
met griekse en romeinse kooplieden hadden ze bij
het begin van de christelijke jaartelling een redelijk
beschavingspeil bereikt.
De oudste historische berichten over de D. hebben
betrekking op romeinse expedities uit de 2e en le
eeuw vC tegen Donauvolken waarbij zich D. hadden
aangesloten. De afzonderlijke dacische stammen
werden ca. 60 vC door
Burebistas
in één staatsverband
bijeengebracht. Dit rijk was van korte duur.
Ruim een eeuw later gelukte het
Decebalus wederom
een groot dacisch rijk te stichten, dat in 85 nC in
conflict met de Romeinen kwam. Na hardnekkige
tegenstand wist keizer Traianus
de D. in 106 nC te
onderwerpen. Een groot gedeelte van hun gebied
werd de provincie Dacia; vele dacische stammen
onttrokken zich evenwel aan de romeinse heerschappij
en bleven in het noorden en oosten van Roemenië
in vrijheid leven.