Geten (Γέται, latijn Getae), thracisch volk, verwant met de Daciërs, dat in elk geval vanaf de 6e eeuw vC langs de benedenloop van de Donau het noordoosten van het huidige Bulgarije en de huidige Dobroedsja bewoonde. De G. worden het eerste vermeld door Herodotus (4,93-96) naar aanleiding van Darius' veldtocht tegen de Scythen; ondanks dapper verzet werden ze tijdelijk aan de Perzen onderworpen. In de 5e en 4e eeuw vC waren ze beurtelings onderhorig aan de Odrysen en de Scythen, totdat Alexander de Grote hen voor een korte tijd onder macedonisch gezag bracht; in de 3e en 2e eeuw vC werden ze achtereenvolgens door de keltische Galaten en door de germaanse Bastarnae in het nauw gedreven.
Tijdens de mithridatische oorlogen keerden de G. zich tegen de Romeinen, tegen wie ze in 72 vC een nederlaag leden. Nadat ze deel uitgemaakt hadden van het grote dacische rijk van Burebistas, waren de G. na diens dood (44 vC) weer onafhankelijk. In de volgende decennia werd het zuidelijk deel van hun gebied door Rome ingelijfd bij de thracische vazalstaat die in 46 nC de romeinse provincie Thracia werd, en bij de in het begin van de 1e eeuw nC opgerichte provincie Moesia. Vrije G. bleven over ten noorden van de Donau en bezorgden de Romeinen nog herhaaldelijk veel last.
Aanvankelijk nomaden, gingen de G. vroeg over tot
landbouw. Herodotus verhaalt dat ze zich persoonlijk
onsterfelijk achtten; daarmee hangt waarschijnlijk
hun legendarische doodsverachting in de strijd
samen. Het archeologisch onderzoek heeft vele
sporen, vooral vaatwerk en metaalprodukten, van
hun cultuur aan het licht gebracht, die reeds in de
5e eeuw vC onder invloed van de griekse steden
langs de westkust van de Zwarte Zee stond en vanaf
de 3e eeuw vC een typisch getisch-hellenistisch
mengkarakter vertoont.
Lit. Weiss (PRE 7, 1330-1334). R. Vulpe (EAA 3, 856-859). - V. Parvan, Getica. O protoistoriei a Daciei (Boekarest 1926). Id., Dacia. An Outline of the Ancient Civilizations of the Carpatho-Danubian Countries (Cambridge 1928). J. Wiesner, Die Thraker. Studien zu einem versunkenen Volk des Balkanraumes (Stuttgart 1963). [Nuchelmans]