Pannonia, provincie aan de noordgrens van het
romeinse rijk, waarvan het territorium ongeveer
samenviel met Burgenland, Hongarije ten westen van
de Donau, en het noordelijke deel van Slovenië en
Kroatië. P. werd in het noorden begrensd door de
Donau, in het zuiden door de provincie
Dalmatia
(grens 20 à 75 km ten zuiden van de Savus, de
huidige Sava), in het westen door de provincie
Noricum (ongeveer
langs de lijn Wienerwald-Graz-Zagreb).
Dit gebied, waar zich in de laatste eeuwen vC naast de Pannoniërs een reeks keltische stammen gevestigd hadden (sinds ca. 70 vC o.a. de Boii) en dat van ca. 60 tot ca. 44 vC deel had uitgemaakt van het dacische rijk van Burebistas, werd tussen ca. 35 en 10 vC door de Romeinen veroverd en aanvankelijk bij de ca. 45 vC ingerichte romeinse provincie Illyricum gevoegd. Na het neerslaan van de grote pannonischillyrische opstand van 6 tot 9 nC door Tiberius werd Illyricum in twee keizerlijke provincies verdeeld, waarvan de noordelijke aanvankelijk inferior provincia Illyrici, later P. werd genoemd. Deze werd bestuurd door een legatus Augusti pro praetore, die in Carnuntum aan de Donau resideerde. De sterke militaire bezetting van P. bestond uit drie, sinds Domitianus (81-96) vier legioenen, die gelegerd waren in Carnuntum, Vindobona (Wenen), Aquincum (Boedapest) en Brigetio (aan de Donau, ca. 60 km ten westen van Aquincum). De romanisering van de provincie werd bevorderd door de stichting van coloniae, o.a. in Savaria (Szombathely), Siscia (Sisak), Poetovio (Ptuj) en Sirmium (Sremska Mitrovica), en door verlening van de status van municipium aan verschillende inheemse nederzettingen, onder meer bij de legerkampen. In 103 nC werd P. verdeeld in een westelijke provincie P. superior (hoofdstad Carnuntum) en een oostelijke P. inferior (hoofdstad Aquincum), die een ca. 50 km brede strook op de westelijke Donauoever besloeg. Diocletianus nam de Dravus (Drau) als grondslag voor een verdere verdeling: P. superior viel uiteen in P. prima en Savia, P. inferior in Valeria en P. secunda, met als hoofdsteden resp. Savaria, Siscia, Sopianae (Pécs) en Sirmium.
Vanaf het midden der 2e eeuw wordt de geschiedenis van P., dat toen een hoog welvaartspeil bereikt had, grotendeels bepaald door de oorlogen die de Romeinen moesten voeren tegen binnenvallende stammen uit het noorden; veel had het te lijden van de Marcomannen (vanaf ca. 160) en de sarmatische stammen der Iazygen en Roxolanen (vooral vanaf 258). Tengevolge van de voortdurende aanwezigheid van een sterke legermacht speelde de provincie in de 3e eeuw een belangrijke rol in de rijkspolitiek. Kort na 400 moesten de Romeinen de Donaulinie tussen Vindobona en Sirmium definitief prijsgeven, en daarmee een groot deel van de pannonische provincies, waarin sinds 380 grote groepen Alanen, Goten en Hunnen woongebieden hadden afgedwongen.
De oudste sporen van het christendom in P. dateren
uit het midden van de 3e eeuw; ca. 300 waren er
bisschopszetels in Savaria,
Siscia,
Sirmium en
Poetovio (Victorinus).
Lit. Inscripties: L. Barkóczi/A. Mócsy Die römischen Inschriften Ungarns 1-2 (BoedapestlAms;erdam 1972-1975). A. Mócsy (PRE Suppl. 9, 1962, 516-776). - A. Alföldi, Der Untergang der Römerherrschaft in Pannonien 1-2 (Berlin 1924-1926). P. Oliva, P. and the Onset of Crisis in the Roman Empire (Praag 1962). E. Thomas, Römische Villen in Pannonien. Beiträge zur Dannonischen Siedlungsgeschichte (Boedapest 1964). A. Dobo, Die Verwaltung der römischen Provinz Pannonien von Augustus bis Diocletianus (Amsterdam 1968). L. Várady, Das letzte Jahrhundert Pannoniens, 376-476 (Amsterdam 1969). A. Mócsy, P. and Upper Moesia. A history of the Middle Danube provinces of the Roman Empire (London/Boston 1974). [Nuchelmans]