Carnuntum, romeinse legerplaats en stad in de provincie
Pannonia, gelegen op de zuidelijke oever van
de Donau tussen de huidige dorpen Petronell en
Altenburg, ca. 40 km ten oosten van
Vindobona (Wenen).
In 15 nC
kwam de legio XV Apollinaris naar C. en bouwde
daar het 500 X 400 m metende kamp. Dit legioen
bleef, met een korte onderbreking van 62 tot 71, in
C., maar werd ca. 110 nC vervangen door de legio
XIV gemina Martia victrix. In 106 werd C.
hoofdstad van Pannonia superior; vooral daarna kwamen
het kamp en de ten westen daarvan gelegen
burgerlijke nederzetting tot grote bloei;
Hadrianus
verleende de stad de status van
municipium. Hier
schreef Marcus Aurelius
het derde boek van zijn
'Ta eis heauton'. In C. werd in 193 de gouverneur van
Pannonia superior
Septimius Severus
door de
soldaten tot keizer uitgeroepen. Deze verhief de
stad tot colonia (Colonia Septimia C.). In de 4e
eeuw raakte C. snel in verval; na de germaanse
inval van 395 horen we niets meer van de stad.
Van de antieke glorie getuigt alleen nog de z.g.
Heidentor (3e eeuw; zie hiernaast). Opgravingen (sinds 1885)
hebben het grootste deel van de legerplaats en een
klein gedeelte van de stad blootgelegd (o.a. thermen,
twee amfitheaters, drie Mithras-heiligdommen
en een tempel van Juppiter Dolichenus) en interessante
specimina van provinciale kunst aan het licht
gebracht.
Lit. W. Kubitschek (PRE 3, 1601-1605). H. Kenner (EAA 2, 354v). - E. Swoboda, C., seine Geschichte und seine Denkmäler (Wien 1949, ³1958). E. Vorbeck, Militarinschriften aus C. (Wien 1954). [Nuchelmans]