Legatus, bij de Romeinen benaming voor de bekleders van twee geheel verschillende functies.
(I) Een legatus in volkenrechtelijke zin was een meestal
door de senaat afgevaardigde gezant, die onschendbaar
was en recht had op het benodigde personeel,
vrij reizen en vrij verblijf. Een speciale senaatscommissie
vormden de legati decem, die samen met
de veldheer vredesonderhandelingen moesten voeren en het
bestuur van een provincie regelen (lex
pro vincialis).
(II) In militaire zin waren legati hoofdadjudanten
van een veldheer of gouverneur, in de regel gekozen
uit senatoren of ervaren officieren; hun aantal, rang
en verplichtingen waren niet bepaald. Caesar was de
eerste die een legatus met het bevel over een legioen belastte,
iets wat sedert Augustus regel was (legatus legionis).
In de keizertijd stonden legati pro praetore de gouverneur
bij in de senaatsprovincies; in de keizerlijke
provincies oefenden op enkele uitzonderingen na
(bv. Egypte) de legati Augusti pro praetore als
vertegenwoordigers van de keizer zelf de stadhouderlijke
bevoegdheden uit. De legati legionis waren
uiteraard aan de provinciale bestuurders ondergeschikt.
Septimius Severus (193-211)
stelde praefecti uit de
ridderstand aan het hoofd van zijn drie nieuwe
legioenen. Nadat Gallienus (253-268) de senatoren
uit alle commando's had verwijderd, kwamen sedert
de hervormingen van Diocletianus
en Constantijn
ook legati als stadhouders niet meer voor.
Lit. A. von Premerstein (PRE 12, 1133-1149). G. Iacopi
(Dizionario epigrafico di antichità romane 4, Rome 1949,
500-548). Th. Mommsen, Römisches Staatsrecht 2² (Leipzig 1877)
656-681. - W. Liebenam, Die Legaten in den römischen
Provinzen von Augustus bis Diokletian (Leipzig 1888). B. Bartsch,
Die Legaten der römischen Republik vom Tode Sullas bis
zum Ausbruche des 2. Bürgerkrieges (Diss. Breslau 1908). A.
von Domaszewski/B. Dobson, Die Rangordnung des römischen
Heeres² (Bonner Jahrbücher, Beiheft 14, Köln 1967).
H. M. Parker, The Roman Legions² (Cambridge 1958).
[A. J. Janssen]