Imperator. Met deze naam duidden de Romeinen oorspronkelijk elke bezitter van het imperium te velde aan; later werd hij een speciale eretitel. Na een overwinning begroetten de soldaten hun bevelhebber uit eerbetoon als imperator (salutatio, acclamatio); tot het eind van zijn ambtsperiode of tot aan zijn triomf, waarvoor hij voorwaarde was, voegde hij deze eretitel dan aan zijn eigennaam toe. Soms ook verleende of bekrachtigde de senaat hem. De eerste met zekerheid bekende imperator was Lucius Aemilius Paullus (189 vC). In de 1e eeuw vC kreeg de titel door de groeiende invloed van het leger bijzonder gewicht en werd hij tot een symbool van militair gezag. Caesar was de eerste die hem permanent voerde en zo - misschien na erfelijke toekenning door de senaat - tot een bestanddeel van zijn naam maakte.
Het voorbeeld van Agrippa (38 vC) leidde ertoe
dat de keizer de salutaties en triomfen van zijn
legaten ontving. Octavianus gebruikte sindsdien imperator
blijkbaar als praenomen. Het was voortaan een aanduiding
van de keizerlijke macht. Toch wisselde het
gebruik bij de keizers van de 1e eeuw. Vespasianus
maakte de titel definitief tot een keizerlijk praenomen.
In combinatie met Caesar werd hij soms
ook aan andere leden van de keizerlijke familie gegeven,
die deelden in de macht en hierdoor als
opvolger werden aangewezen. Iunius Blaesus was
de laatste die als gouverneur van een senatoriale
provincie de titel imperator aannam (22 nC); sindsdien bleef
hij gereserveerd voor keizer en prinsen. De salutatie
van een generaal na de dood van een keizer of bij
een rebellie betekende dat de betrokkene voor die
groep de aangewezen opvolger was. Ondanks deze
ontwikkelingen bleef het oude gebruik van de
salutatio imperatoria bestaan.
Vanaf de tweede helft van de 3e eeuw nC werd de
keizer geacht de titel elk jaar te ontvangen, zodat
het daaraan toegevoegde getal praktisch het aantal
regeringsjaren aangeeft.
Lit. A. Rosenberg (PRE 9, 1139-1154). - D. McFayden, The
History of the Title Imperator under the Roman Empire (Chicago
1920). J. Carcopino, Points de vue sur l'impérialisme romain
(Paris 1934). J. Stroux, Imperator (Die Antike 13, 1937, 197-212). H.
Nesselhauf, Von der feldherrlichen Gewalt des römischen
Kaisers (Klio 30, 1937, 306-322). M. Grant, From Imperium
to Auctoritas (Cambridge 1946). D. Kienast, Imperator (Zeitschrift
der Savigny-Stiftung für Rechtsgeschichte 78, 1961, 403-421).
B. Parsi, Désignation et investiture de l'empereur romain
(Paris 1963). [A. J. Janssen]