Lucius Aemilius Paullus (Macedonicus), ca. 228-160 vC,
zoon van Lucius Aemilius Paullus,
was quaestor in 195, curulisch aediel
in 193. In 191 (praetor), 190 en 189 voerde hij het
commando in Hispania ulterior, waar hij een nederlaag
leed, maar later ook de Lusitaniërs onderwierp.
In 182 bekleedde Aemilius het consulaat, het jaar daarop
onderwierp hij de ligurische stam der Ingauni. De
volgende jaren leefde hij rustig te Rome en wijdde
zich hoofdzakelijk aan zijn gezin, totdat hij in 171
werd belast met een onderzoek naar afpersingspraktijken
in Spanje. Wederom tot consul gekozen in
168, bracht Aemilius de derde macedonische oorlog (172-168)
tot een goed einde door op 22 juni van dat
jaar koning Perseus bij Pydna te verslaan: de macedonische
phalanx moest onderdoen voor de beweeglijker
opstelling der Romeinen. In 167 bleef
hij als proconsul op de Balkan, en hield een strafgericht
tegen zeventig steden van
Epirus, die aan
Perseus'
zijde hadden gestreden. De krijgsbuit was
zo rijk, dat de romeinse burgers meer dan een
eeuw (tot 43 vC) geen directe belastingen meer
hoefden te betalen; talloze kunstschatten werden
naar Rome gevoerd en daar in tempels en openbare
gebouwen opgesteld; zelf behield Aemilius van de buit
alleen Perseus' bibliotheek. De triomftocht (november
167), waarin Perseus en zijn kinderen als gevangenen
voor de zegewagen liepen, duurde drie dagen en
was de prachtigste die Rome ooit had aanschouwd.
In 164 was Aemilius censor, het ambt van augur
bekleedde hij van 192 tot aan zijn dood in 160, die hem
verloste uit een langdurig ernstig lijden. Met Aemilius stierf
de linie der Aemilii Paulli uit. Bij de plechtige begrafenis
lieten zijn, door adoptie in andere families
overgegane, zonen Q. Fabius Maximus en P. Cornelius Scipio
(Africanus minor) de Hecyra en de Adelphoe
van Terentius opvoeren. Beide genoemde zonen
en twee dochters waren Aemilius geschonken door zijn
eerste echtgenote Papiria. Aemilius' tweede vrouw, wier
naam niet bekend is, schonk hem twee zonen, die op
jeugdige leeftijd (12 en 14 jaar) vlak voor en vlak na
de triomftocht van 167 overleden, en een dochter.
Aemilius was een groot veldheer, een edelman van oudromeinse
zeden, doch tevens een oprecht bewonderaar van
de griekse cultuur; in de overgang naar een
nieuwe era verenigde hij verleden en toekomst in
zich. Grote bekendheid genoot in de Oudheid de
bewogen redevoering die de verheerlijkte en tevens
zo zwaar getroffen held kort na zijn triomftocht over
zijn krijgsdaden hield (Livius 45, 41).
Lit. Polybius, boeken 29-32 passim. Livius, boeken 40-45 passim.
Plutarchus, Leven van Aemilius Paullus. Hierop is een
uitvoerige historische commentaar geschreven door Chr. Liedmeier,
Plutarchus' biographie van Aemilius Paullus (Nijmegen
1935).