Publius Cornelius Scipio Aemilianus Africanus Numantinus (185-129 vC), zoon van Aemilius Paullus en adoptiefzoon van Scipio. In 168 streed hij aan de zijde van zijn vader bij Pydna. In Spanje, waar hij in 151 als krijgstribuun diende, viel hij op door persoonlijke moed. Toen vijandelijkheden uitbraken tussen Numidië en Carthago, werd hij naar Massinissa gezonden en nam hij deel aan de onderhandelingen (150); door na Massinissa's dood (148) Numidië te verdelen toonde hij zijn diplomatieke kwaliteiten. Ondanks het ontbreken van de vereiste leeftijd werd Scipio voor 147 tot consul gekozen en, eveneens bij speciaal besluit, belast met het opperbevel tegen Carthago. Na herstel van de krijgstucht dwong hij de stad in 146 tot overgave; zij werd met de grond gelijk gemaakt, haar bevolking in slavernij weggevoerd en haar gebied als provincie Africa ingelijfd. Scipio ontving een triomf en de eretitel Africanus.
Door toedoen van o.a. Gaius Laelius kreeg Scipio daarop ook invloed op de romeinse politiek in Spanje. Streng was zijn optreden als censor in 142.
De regeling van de betrekkingen met Egypte, Syrië,
Pergamum
en Griekenland was zijn taak gedurende
een gezantschap (141-139) aldaar. Ook de binnenlandse
politiek had echter zijn aandacht. In dit kader
passen Laelius' voorstellen tot landverdeling en
de lex Cassia tabellaria (137), die bij de volksrechtspraak
geheime stemming invoerde om de invloed
van de clientela te beperken. Scipio's belangstelling
voor Spanje verminderde intussen niet. Het accoord
van Hostilius Mancinus, dat partijen moest
verzoenen, verwierp hij. In 134 opnieuw met dispensatie
tot consul gekozen - een wet van 151 ver
bood herverkiezing - werd hij met het opperbevel
in Spanje belast; hier veroverde en verwoestte hij in
133 Numantia. Een nieuwe triomf en de titel Numantinus
waren zijn loon. In de interne politiek wees
Scipio intussen het landbouwprogramma van Tiberius
Gracchus van de hand; ook diens constitutionele
onregelmatigheden en demagogie verwierp hij.
Eveneens verzette hij zich tegen het voorstel van
Papirius Carbo tot
legalisering van de herverkiezing
van volkstribunen. Tot zij de belangen van
de Italiërs dreigde te schaden, liet hij echter de
gracchische akkercommissie ongemoeid.
Scipio's huwelijk met Sempronia, een zuster van
de Gracchen, bleef kinderloos. Bij wanordelijkheden
tijdens de Feriae Latinae in 129 vC vond hij de
dood. Het vermoeden van moord, toen uitgesproken,
wordt nergens bevestigd.
Scipio was een aristocraat, die goed thuis was in de griekse cultuur en zich in het bijzonder interesseerde voor de literatuur en de stoa. Hij onderhield vriendschappelijke contacten met de griekse geschiedschrijver Polybius, die hem naar Spanje en Afrika vergezelde, en was het middelpunt van de befaamde Scipionenkring, een gezelschap van geleerden, dichters en politici, waartoe behalve Scipio o.a. Gaius Laelius, Polybius, Panaetius en Lucilius behoorden.
In zijn opvattingen was hij in beginsel echter
romeins-traditioneel. Zijn militaire bekwaamheid
had hij van zijn vader geërfd. Als politicus stond hij
een senatoriale politiek voor. Door zijn groot gezag
was hij een stabiliserende factor in de staat.
Lit. F. Münzer (PRE 4, 1439-1462). - R. M. Brown, A Study
of the Scipionic Circle (Iowa Studies in Classical Philology 1,
1934). K. Bilz, Die Politik des P. Cornelius Scipio Aemilianus
(Stuttgart 1935). H. Simon, Roms Kriege in Spanien 154 bis
233 v. Chr. (Frankfurt 1962). F. W. Walbank, Political Morality
and the Friends of Scipio (JRS 55, 1965, 1-16). H. Strasburger,
Der 'Scipionenkreis' (Hermes 94, 1966, 60-72). A. E. Astin,
Scipio Aemilianus (Oxford 1967). R. Werner, Die gracchischen
Reformen und der Tod des Scipio Aemilianus (Festschrift F.
Altheim 1, Berlin 1969, 413-440).