#ac
Pergamum (Πέργαμον), hellenistisch-romeinse stad in Mysië, gelegen ca. 25 km van de zeekust in het dal van de Caïcus; thans Bergama. Van 262 tot 133 vC was de stad centrum en hoofdstad van een zelfstandig pergameens rijk.
(I) Geschiedenis. P., dat reeds in het begin van het le millennium vC bewoond was maar niet vóór 400 vC genoemd wordt, kreeg pas bekendheid in 283 vC. In dat jaar koos de Macedoniër Philetaerus, die op de burcht van P. de 9000 talenten bevattende krijgskas van Lysimachus moest bewaken, de partij van Seleucus I. Onder deze en diens opvolger Antiochus I (281-261) wist hij zich als heer van burcht, stad en naaste omgeving te handhaven, een heerschappij die hij in 263 overdroeg aan zijn neef Eumenes. Deze maakte zich geheel onafhankelijk van de Seleuciden door Antiochus in 262 bij Sardes te verslaan. Eumenes' neef en opvolger Attalus I (241-197) nam ca. 230 na een dubbele overwinning op de Galaten de koningstitel aan en kon tijdelijk zijn rijk uitbreiden tot aan de Taurus (ca. 228-223). Onder Eumenes II (197-159), een trouw bondgenoot van Rome, bereikte het zijn grootste bloei: bij de vrede van Apamea (188) viel aan P., tot dan toe slechts een dwergstaat, geheel Klein-Azië toe, met uitzondering van Carië, Lycië en de vrije griekse steden op de westkust. De beide laatste koningen, Attalus II en Attalus III, wedijverden met hun voorgangers in het begunstigen van kunsten en wetenschappen en het uitbouwen en verfraaien van de stad tot een van de prachtigste ter wereld. Attalus III (138-133) liet bij zijn dood een testament na waarbij hij - om nog niet opgehelderde redenen - het koninkrijk vermaakte aan de Romeinen.
Door dezen werd het, ondanks het verzet van Attalus' halfbroer Aristonicus, als provincie Asia ingelijfd. Sindsdien bleef de stad een belangrijk centrum, o.a. van de keizercultus. Pas in 716 nC werd zij door de Arabieren verwoest. Duitse expedities hebben P. opgegraven van 1878 tot 1886, van 1900 tot 1914, van 1927 tot 1940 en sinds 1957. Reeds vroeg was in P., een van de zeven kerken waaraan de Apocalyps van Johannes geadresseerd was, een bisschopszetel gevestigd. [Nuchelmans]
(II) Topografie en monumenten. Op de 335 m hoge acropolis, die uit een boven- en een benedenburcht bestaat en het oudste voorbeeld is van monumentaie, op effect berekende, samenhangende stadsaanleg, lagen de paleizen, heiligdommen en openbare gebouwen. In de benedenstad, in de vlakte van de Caïcus, bevonden zich de woonwijken en enkele complexen als het Asclepieum, de Serapistempel, een theater en een amfitheater. De burcht is vooral sedert Eumenes II verfraaid.
De bovenburcht heeft de vorm van een boog met als: pees de 250 m lange hal (1) achter het toneelgebouw van het theater (2), dat ca. 10.000 toeschouwers kon bevatten en uit de 3e eeuw vC stamt. De cavea is met 80 zitrijen, die over een hoogte van 36 m verlopen, steil in de helling uitgehakt. De ionische tempel van Dionysus (3; 11 x 20 m) ten noorden van de hal dateert uit de 2e eeuw vC, maar werd ten tijde van Caracalla vernieuwd.
Het belangrijkste monument van P., het reusachtige altaar van Zeus (4; 36 x 34 m), werd door Eumenes II naar aanleiding van de overwinning op de Galaten gebouwd. De 120 m lange fries, waarop in barokke stijl de strijd tussen de goden en giganten stond uitgebeeld, werd door een groot aantal bekende kunstenaars gemaakt. Ingebouwd in een byzantijnse verdedigingsmuur, werden belangrijke fragmenten ervan in 1878 ontdekt, naar Berlijn getransporteerd en opgesteld in het Pergamonmuseum in Berlijn.
Het oudste monument is de tempel van Athena (5; 6 x 10 zuilen, 12 x 22 m), die naar het noorden gericht is. Het heiligdom is aan drie zijden omgeven door zuilengangen. Aan de noordzijde lag de bibliotheek (6), waar in de 1e eeuw vC 200.000 perkamentrollen waren opgeslagen (Crates 5). Ten oosten daarvan liggen de resten van de paleizen van Eumenes II (7) en Attalus I (8), die de vorm hebben van hellenistische peristyliumwoningen. Daaraan grenzen de woningen van de paleiswacht en het hof (9-10) en de arsenalen (11). De eredienst van de keizer had vooral plaats op het terras waar Hadrianus het Traianeum (12), de tempel voor zijn voorganger, bouwde. Hieronder lag vermoedelijk een ouder gebouw. Aan de voet van de burcht lag de bovenste agora (13). (Je kunt op de kaart klikken voor een grotere plattegrond)
De benedenburcht (zie kaart rechtsonder) ligt over een aantal terrassen verdeeld. Op het laagste terras ligt de benedenste agora (E), die voor handelsdoeleinden diende; deze bestaat uit een rechthoekig plein van 64 x 34 m, dat omgeven is door dorische zuilengangen, en dateert uit de 2e eeuw vC. Ten noorden daarvan liggen op drie terrassen de gymnasia (F, G, H) voor de drie leeftijdsgroepen, de παῖδες, νέοι en ἔφεβοι. Het complex dateert in oorsprong uit de 3e eeuw vC. De kern van het bovenste gymnasium (H) bestaat uit een plein (74 x 36 m) met zuilengangen; het bevatte o.a. een auditorium voor ca. 1000 man in de vorm van een theater, een ephebeum of collegezaal, een z.g. keizerzaal en thermen. In de substructies van de zuidelijke stoa was een onderaards stadion (210 x 7 m) aangelegd, waarin men bij grote hitte of koude wedstrijden hield. Op een hoger terras lagen de heiligdommen van Hera (J) en van Demeter (K); dit laatste werd omstreeks 260 vC op een langwerpig terras aangelegd (100 x 50). Behalve de tempel lag er ook een cultisch theater, vanwaar men de mysteriespelen op het voorplein kon volgen.
In de benedenstad is vooral het heiligdom van de
egyptische goden Isis, Serapis en Harpocration (B)
onderzocht; behalve de tempel, die bestaat uit een
eenschepige basilica, waren er ook rituele baden.
Het belangrijkste monument is echter het
Asclepieum (A), dat in de 4e eeuw vC werd gesticht, in
156 vC door
Prusias van Bithynië
werd verwoest en
in zijn huidige vorm dagtekent uit de 2e eeuw nC.
Het was een wetenschappelijk centrum, waar artsen,
filosofen en retoren, o.a.
Aelius Aristides
en Galenus,
hebben gedoceerd. Het complex bestaat
uit een open hof (110 x 130 m) met stoa's aan drie
zijden. De tempel van Asclepius (uit ca. 150 nC)
was gebouwd naar het voorbeeld van het
Pantheon;
de koepel had een doorsnede van 23 m. Ten
zuiden hiervan lag een rond gebouw waar patiënten
werden behandeld. Voorts behoorden bij het
heiligdom een theater, een gymnasium en thermen.
Lit. Ad I: G. Cardinali, Il regno di Pergamo (Rome 1906).
E. V. Hansen, The Attalids of P. (Ithaca N.Y. 1947, ²1971).
Zie ook Attalus,
Eumenes.
Ad II: W. Zschietzschmann (PRE 19, 1235-1263). L. Laurenzi
(EAA 6, 36-51; Suppl. 1970, 608-609). - Opgravingspublicatie:
Altertümer von Pergamon (Berlin 1885vv): 1 A. Conze/O.
Berlet/A. Philippson/C. Schuchhardt/F. Graber, Stadt und
Landschaft (1912). 2 R. Bohn, Das Heiligtum der Athena
Polias Nikephoros (1885). 3,1 J. Schrammen, Der grosse
Altar. Der obere Markt (1906). 3,2 H. Winnefeld, Die Friese
des grossen Altars (1910). 4 R. Bohn, Die Theaterterrasse
(1869). 5,1 G. Kawerau/Th. Wiegand, Die Palaste der
Hochburg (1930). 5,2 H. Stiller, Das Traianeum (1895). 6 P.
Schazmann, Das Gymnasion. Der Tempelbezirk der Hera
Basileia (1923). 7 F. Winter, Die Skulpturen mit Ausnahme
der Altarreliefs (1908). 8,1-2 M. Frankel, Die Inschriften von
Pergamon (1890-1895). 8,3 Chr. Habicht, Die Inschriften des
Asklepieions (1969). 9 E. Boehringer/F. Krauss, Das
Temenos für den Herrscherkult ('Prinzessinnen-Palais') (1939). 10.
A. von Szalay/E. Boehringer, Die hellenistischen Arsenale
('Garten der Königin') (1937). 11,1 O. Ziegenaus/G. De Luca,
Das Asklepieion (1968). - W. Schuchardt, Die Meister des
grossen Frieses von Pergamon (Berlin/Leipzig 1925). W. von
Massow, Führer durch das Pergamonmuseum (Berlin 1932).
E. Ohlemutz, Die Kulte und Heiligtümer der Götter in
Pergamon (Wurzburg 1940 = Darmstadt 1968). A. Schober, Die
Kunst von Pergamon (Innsbruck/Wien 1951). E. Rohde,
Pergamon. Burgberg und Altar (Berlin 1961, 1969). E. Schmidt,
Der grosse Altar zu Pergamon (Leipzig 1963; ook in engelse
en franse vertaling). W. Muller, Der Pergamon-Altar (Hanau
1964). J. Schafer, Hellenistische Keramik aus Pergamon
(Pergamenische Forschungen 2, Berlin 1968). E. Boehringer ed.,
Pergamon, Gesammelte Aufsätze (ib. 1, 1972). B. Schluter/
K. Nohlen, Topographische Karte von Pergamon (Bonn 1973).
W. Radt, Guide to Pergamon (Istanbul 1973). E. Akurgal,
Ancient Civilizations and Ruins of Turkey (ib. 1973) 69-111.
K. Nohlen/W. Radt, Ein Felsheiligtum bei Pergamon
Berlin 1978). C. Bohtz, Das Demeter-Heiligtum (ib. 1981). R.
E. Allen, The Attalid Kingdom. A constitutional history (Oxford
1982). [J. A. de Waele]