Eumenes (Εὐμένης), griekse eigennaam. Het meest bekend zijn de generaal E. uit de diadochen-twisten en twee koningen van Pergamum.
(1) Eumenes van Cardia (362/361-316), particulier secretaris van de macedonische koningen Philippus II en Alexander de Grote, was tijdens Alexanders aziatische veldtocht belast met het bijhouden van het officiële koninklijke dagboek, de z.g. Ephemerides, die hij na Alexanders dood (323) gepubliceerd schijnt te hebben. Nadat E. reeds tijdens het leven van Alexander enkele malen een militair commando had gevoerd, ontpopte hij zich in de diadochenoorlog als een zeer bekwaam generaal. Hij streefde, evenals Perdiccas en Antigonus, naar het behoud c.q. herstel van de rijkseenheid. Bij de herverdeling der satrapieën (323) vielen hem Paphlagonië en Cappadocië toe. Door de grootvizier Perdiccas benoemd tot bevelhebber van de troepen in Armenië en Cappadocië, versloeg hij in 321 Perdiccas' tegenstander Craterus, die sneuvelde. Na de verdelingsconferentie van Triparadisus, waarbij Antigonus het oppercommando over alle strijdkrachten in Azië ontving en E. door de legervergadering bij verstek ter dood veroordeeld werd, voerde hij nog gedurende bijna vijf jaar oorlog tegen Antigonus. Deze dreef E. steeds verder naar het Oosten en versloeg hem definitief in 316 in Gabiëne; door zijn eigen soldaten uitgeleverd, werd E. op bevel van Antigonus om het leven gebracht.
E. huwde in 324 vC bij de massabruiloft van Susa
de perzische prinses Artonis.
Lit. Nepos' en Plutarchus' biografieën van E. Diodorus,
boeken 18 en 19. - J. Kaerst (PRE 6, 1083-1090). - A. Vezin, E.
von Kardia (Diss. Tübingen, Münster 1907). H. Westlake, E.
of Cardia (BJRL 37, 1954-55, 309-327). L. Pearson, The
Diary and Letters of Alexander the Great (Historia 3, 1955,
429-455). [Nuchelmans]
(2) Eumenes I van Pergamum
werd door zijn oom Philetaerus
geadopteerd en volgde hem na zijn dood in
263 vC op als heerser over het gebied van Pergamum.
Met behulp van Ptolemaeus II wist hij zich
onafhankelijk te maken van de Seleuciden door
Antiochus I bij Sardes te verslaan (262 vC). Daarna
kon E. zijn gebied uitbreiden over de vallei van de
Caicus, wat het eerste begin van het pergameense
rijk betekende. Hij overleed in 241 vC.
(3) Eumenes II Soter, oudste
zoon van Attalus I, die hij
in 197 vC als koning opvolgde; hij regeerde tot
160/159. Uit zelfbehoud was E. zijn leven lang een
bondgenoot van Rome, waardoor hij bij zijn vijanden
voor een verrader van de helleense vrijheid
doorging. In de syrische oorlog tussen Rome en
Antiochus III
(192-188) steunde E. Rome met zijn
vloot en onderscheidde zich in de slag bij
Magnesia
(189) op de rechtervleugel. Als dank ontving hij na
de vrede van Apamea
Klein-Azië tot aan de
Taurus, het vroegere gebied van Attalus, dat
Antiochus III
inmiddels heroverd had; alleen enkele
griekse steden bleven autonoom. Eumenes' oorlogen
met Prusias I van Bithynië (186-183) en
Pharnaces van Pontus (183-179) werden door Rome
in het voordeel van E. beëindigd.
Na korte tijd vormden zich in de griekse wereld
twee partijen, een rond
Perseus van Macedonië
en een rond E. Laatstgenoemde ging persoonlijk
naar Rome om de senaat voor Perseus te waarschuwen.
Op de terugreis werd hij bij Delphi door
sluipmoordenaars van Perseus (?) overvallen en
ernstig gewond. Ternauwernood bracht hij het er
levend af. Dit versnelde het uitbreken van de
derde macedonische oorlog
(171-168), die uiteindelijk gunstig voor E. en Rome afliep. Reeds tijdens de
oorlog waren er wrijvingen ontstaan tussen de
bondgenoten, waarschijnlijk uit afgunst en wantrouwen
van romeinse zijde. Bij de opstand der
Galaten
(167) ging E. opnieuw persoonlijk naar
Rome, maar ditmaal moest hij Italië terstond
verlaten. Bovendien probeerden Prusias II en de
Rhodiërs E. verdacht te maken; de senaat toonde
duidelijke sympathie voor Eumenes' broer Attalus II,
die als onderhandelaar was gestuurd. Naarmate het
wantrouwen te Rome groeide, won E. echter steeds
meer de sympathie der Hellenen, die hij voorheen
als trouw bondgenoot van Rome verspeeld had.
Toch is het nooit tot een conflict gekomen, mede
dank zij de sluwe diplomatie van E. en de
solidariteit in de pergameense dynastie.
Lichamelijk zeer zwak, bezat E. een buitengewone
intelligentie en een scherp politiek inzicht. Naast
zijn politieke successen maakte hij
Pergamum tot
een monumentale stad naar het voorbeeld van
Athene en in concurrentie met
Alexandrië. Hij
bouwde de stadsmuren, liet talloze gebouwen optrekken,
waaronder de beroemde bibliotheek, en
verfraaide vele andere steden: aan de voet van de
atheense acropolis liet hij de grote stoa van E.
aanleggen. Zijn meest beroemde monument is wel het
ca. 180 vC begonnen grote Zeus-altaar op de burcht
van Pergamum (thans te Berlijn).
Lit. H. Willrich (PRE 6, 1090-1105). - E. Hansen, The
Attalids of Pergamon (Cornell Studies in Classical Philology 29,
Ithaca N.Y. 1947). R. McShane, The Foreign Policy of the
Attalids of Pergamum (Illinois Studies in the Social Sciences
53, Urbana 1964) 131-186. [J. A. de Waele]