Paphlagonië (Παφλαγονία), bergachtige landstreek
van ca. 300 bij 200 km langs de noordkust van
Klein-Azië, in het westen grenzend aan
Bithynië
(grensrivier de Bilaeus), in het zuiden aan
Phrygië
(grens variërend), in het oosten aan Pontus
(grensrivier de Halys). Achter een
smalle kuststrook verheffen zich dicht beboste
bergen, die in het binnenland hier en daar overgaan
in steppen. De bewoners, Paphlagoniërs, leefden
hoofdzakelijk van veeteelt en wisten tot in de le
eeuw nC hun oorspronkelijke stamverbanden met
een grote mate van autonomie te handhaven.
In het 2e millennium vC behoorde een deel van P. enige tijd tot het hethitische rijk. In de 7e en 6e eeuw vC werden op de kust enkele griekse kolonies gesticht, o.a. Sinope door Milete. In het binnenland lag de oude stad Gangra. Nadat het land ongeveer een halve eeuw deel uitgemaakt had van het lydische rijk, kwam het in 547 vC onder perzische souvereiniteit, die het bestuur grotendeels aan de inheemse vorsten overliet. In de loop van de 3e eeuw vC breidde zich de heerschappij van het jonge koninkrijk Pontus geleidelijk over P. uit; in 183 vC werd de griekse kolonie Sinope residentie van de pontische koningen.
Na beëindiging van de derde
mithridatische
oorlog (66 vC) voegde Pompeius
de kuststrook van P.
met Bithynië
samen tot de provincie Bithynia et
Pontus; het binnenland, waar hij de handelsstad
Pompeiupolis stichtte, bleef nog onder het bestuur
van een inheemse dynastie tot 5 vC, toen
Augustus
het bij de provincie Galatia
voegde. Sindsdien was
P. geen staatkundig begrip meer, totdat
Diocletianus
op het eind van de 3e eeuw het oude gebied van
P. onderbracht in een afzonderlijke provincie
Paphlagonia.
Lit. W. Ruge/K. Bittel (PRE 15, 2 (4), 2486-2550). - R. Leonhard, Paphlagonia. Reisen und Forschungen im nördlichen Kleinasien (Berlin 1915). H. von Gall, Die paphlagonischen Felsgraber (Istanbuler Mitteilungen, Beiheft 1, Berlin 1966). [Nuchelmans]