Gaius Laelius minor (ca. 190-ca. 125),
vriend van Scipio Africanus minor, die hij in de
derde punische oorlog (149-146) als legaat naar
Afrika vergezelde. Als praetor
(145) vocht Laelius in
Spanje, als consul
(140) deed hij een vergeefse poging
om agrarische hervormingen door te voeren,
maar later toonde hij zich een tegenstander van de
hervormingsplannen van Tiberius Gracchus
en van diens herverkiezing als volkstribuun. Laelius was
een begaafd redenaar - in 129 vC zou hij de
laudatio funebris
op Scipio minor hebben samengesteld -,
was bevriend met de dichters Terentius
en Lucilius en had aan zijn contacten met wijsgeren
als Diogenes van Seleucia
en Panaetius de
bijnaam Sapiens te danken. Het nageslacht beschouwde
hem als een toonbeeld van trouwe vriendschap;
Cicero eerde zijn nagedachtenis door hem tot
hoofdpersoon van zijn dialoog over de vriendschap
te maken en liet hem ook als gesprekspartner optreden
in zijn De republica en zijn Cato maior de senectute.
Lit. Fragmenten van redevoeringen bij H. Malcovati, Oratorum
Romanorum Fragmenta 1 (Turijn 1930) 224-229. - F.
Münzer (PRE 12, 404-410). - H. Bardon, La littérature latine
inconnue 1 (Paris 1952) 64-67. [Nuchelmans]