De kleine Germanicus tussen zijn vader en moeder |
Twee perioden laten zich in het leven van Germanicus onderscheiden. Aan de noordelijke rijksgrens vergezelde hij Tiberius op diens tochten tegen de Pannoniërs en Dalmatiërs (7 nC). Later stond hij aan de Rijn, waarheen hij na zijn consulaat (12) opnieuw werd gezonden, nu als opperbevelhebber van de Rijnlegers en stadhouder van de drie gallische provincies, waar hij vanuit Lugdunum een census hield. Bij de muiterij na de dood van Augustus bleef hij loyaal tegenover Tiberius. Zijn populariteit bij de legioensoldaten bracht hem echter bij de keizer in discrediet, te meer omdat hij als republikein werd beschouwd, evenals zijn vader, die hij trachtte te evenaren door een groot deel van Germanië te veroveren. Over de Rijn rukte Germanicus op tegen de Marsi, de Chatti er de Cherusci, tegen wie hij successen boekte. In het Teutoburgerwoud bracht hij de laatste eer aan Varus, om daarna Arminius oostwaarts te achtervolgen.
Na een onbeslist gevecht keerde hij terug,
waarbij hij zware verliezen leed. Tijdens de veldtocht
van 16, waarbij ook de vloot ingeschakeld
werd, staken de Romeinen de Weser over en behaalden
een overwinning op de Campus Idistaviso. Definitieve
resultaten werden echter ook nu niet bereikt.
Zo werd Germanicus door Tiberius teruggeroepen. Hij
vierde in Rome een triomf, waarbij de gevangen
germaanse prinses Thusnelda werd meegevoerd.
Hierna wees Tiberius aan Germanicus, met een imperium
maius, alle oostelijke provincies toe. In de nazomer
van 17 vertrok Germanicus naar Asia, waar hij de pontische
koning Zeno als Artaxias III op de armeense troon
plaatste, en regclde de inlijving van
Cappadocië
en Commagene. Intussen raakte hij echter gebrouilleerd
met Gnaeus Calpurnius Piso,
die Tiberius
tot legaat van Syrië had benoemd om Germanicus in het oog
te houden. Deze reisde in 19 zonder verlof, uit een
romantische nieuwsgierigheid, naar de keizerlijke
provincie Egypte, hetgeen als een belediging van de
keizer gold. Kort na zijn terugkeer in Antiochië
stierf Germanicus, zelf ervan overtuigd dat Piso hem vergiftigd
had. Zijn geheimzinnige dood (10 oktober 19)
versterkte nog zijn populariteit, die zich treffend
manifesteerde bij de overbrenging van zijn as naar
Rome.
Germanicus was een ambitieus, maar fijngevoelig, zacht en
vriendelijk man, met grote belangstelling voor literatuur.
Hij vertaalde en bewerkte
Aratus' sterrekundig
gedicht Phaenomena, en compileerde een
ander, nu grotendeels verloren, werk Prognostica (?).
Ook schreef hij epigrammen en zou hij griekse komedies
bewerkt hebben.
De vele afbeeldingen van Germanicus die we op munten en in
beelden bezitten hebben L. Curtius in staat gesteld
de ontwikkeling van zijn uiterlijk en van zijn portret
vast te stellen. Mooie koppen en borstbeelden bevinden
zich in het Louvre, het British Museum, het
Museo Nazionale van Napels en in de Ny Carlsberg
Glyptotheek te Kopenhagen; een kolossale kop
is teruggevonden te Lepcis Magna. In 1963 zijn in Amelia (Ameria)
resten gevonden van een bronzen beeld, dat intussen gerestaureerd is (Hierboven is de kop te zien).
Lit. Velleius Paterculus, Historiae Romanae 2. Tacitus, Annales
1-2, 71. Suetonius, Caligula 1-7. Cassius Dio 56. - M.
Gelzer/W. Kroll (PRE 10, 435-464). C. Pietrangeli (EAA 3,
848v). - F. Knoke, Die Kriegszuge des Germanicus in Deutschland
(Berlin 1922). R. Bianchi Bandinelli, Per l'iconografia di
Germanico (Mitt. des Deutschen Arch. Inst., Röm. Abt. 47,
1932, 153-169). L. Curtius, Ikonographische Beiträge zum
Porträt der römischen Republik und der Julisch-Claudischen
Familie, 14. Germanicus (ib. 1, 1948, 68-94). V. Ehrenberg/
A. Jones, Documents Illustrating the Reigns of Augustus and
Tiberius (Oxford 1949; ²1955). K. Christ, Drusus und Germanicus
Der Eintritt der Römer in Germanien (Paderborn 1956). E.
Köstermann, Die Feldzuge des Germanicus 14-16 n.Chr. (Historia 6,
1957, 429-479). Id., Die Mission des Germanicus im Orient (ib. 7,
1958, 331-375). W. Akveid, Germanicus Diss. Utrecht, Groningen
1961; met uitvoerige literatuurlijst).
Literair werk van Germanicus: Uitgaven: A. Breysig, Germanici
Caesaris Aratea (Berlin 1867, met scholia; Leipzig 1899,
zonder scholia). E. Baehrens, Poetae Latini Minores 1 (Leipzig
1879). Uitgave met franse vertaling: A. le Boeuffle, G.
Les phénomènes d' Aratos (Paris 1975).
- Germanicus Sieg, De Cicerone Germanico Avieno Arati
interpretibus Diss. Halle 1886). W. Leuthold, Die Übersetzung
der Phaenomena durch Cicero und Germanicus (Diss. Zurich
1942).
[A. J. Janssen]