(1) Marsi, herdersstam in Midden-Italië, die ten oosten
van de bovenloop van de Liris het bergland ten
zuiden en ten oosten van de lacus Fucinus
bewoonde en verschillende belangrijke passen
beheerste. Hun voornaamste nederzettingen waren
Antinum in het dal van de Liris en Marruvium op
de oostelijke oever van de lacus Fucinus. In de
tweede samnitische oorlog
(328-304) stonden de M.
aan de zijde van de Romeinen, met wie ze in 304
een verbond sloten; ze werden snel gelatiniseerd. In
de bondgenotenoorlog tegen Rome (91-89) speelden
de M. onder leiding van Poppaedius Silo een
vooraanstaande rol; deze oorlog werd daarom ook wel
bellum Marsicum genoemd. In 89 ontvingen ze het
burgerrecht; sindsdien behoorden ze met de
naburige Paeligni tot de tribus Sergia.
Lit. H. Philipp (PRE 14, 1977-1979). [Nuchelmans]
(2) Marsi, een belangrijkste stammen van de Germanen.
Zij woonden tot 8 vC aan de Rijn, verhuisden later naar het gebied
tussen de Ruhr en de Lippe. In 14 nC kon
Germanicus de Marsi die toen
aan de godsdienstig feest deelnamen, op een strafexpeditie vanwege
hun deelname aan de oorlogen tegen de Romeinen verrassen en ook de
Bructeri,
Tubantes en
Usipetes terugslaan. In het volgende jaar wint
Germanicus een van de in de Varusslag
verloren gegane adelaars terug
en overwint hen nog een keer. De Marsi worden nog eenmaal genoemd in 41
nC toen Gabinius de laatste adelaar uit de Varusslag terugwon.
Lit. Schönfeld (PRE 14 1979) [Stolte]