Arminius


Arminius, bekende vorst van de germaanse stam der Cherusken, zoon van Segimer. A. werd geboren ca. 19 vC, diende tegelijk met de geschiedschrijver Velleius Paterculus als ruiterofficier in het romeinse leger, verwierf het romeinse burgerrecht en de rang van eques. Waarschijnlijk luidde zijn romeinse naam Gaius Iulius Arminius of Armenius. Zijn cognomen zou hij te danken hebben aan zijn deelneming aan de tocht van Augustus' kleinzoon Gaius door de oostelijke provincies, tijdens welke ook in Armenië oorlog werd gevoerd. Daarna, van 4 tot 6 nC, diende A. onder Tiberius in Germania. Dit was door de veldtochten van Drusus en Tiberius wel veroverd tot aan de Elbe, maar de opstand van Pannonia in 6 nC verhinderde de consolidatie. Toch stelde Augustus zijn achterneef Quintilius Varus, die door zijn gebrek aan inzicht in de bijzonder moeilijke omstandigheden in dit land en zijn geringe militaire talenten niet geschikt was voor deze zware taak, als stadhouder van Germania aan. Door zijn arrogante optreden prikkelde hij de vrijheidslievende Germanen tot verzet. Dezen vonden een leider in A., die meer aanhang won dan de aanvoerder der romeinsgezinden, Segestes. In 9 nC wist A. na zorgvuldige voorbereiding Varus met heel diens leger van drie legioenen, drie afdelingen ruiterij en zes cohorten hulptroepen tijdens de mars van het zomerkamp naar de winterkwartieren aan de Rijn op voor de Germanen gunstig terrein in een hinderlaag te lokken en te vernietigen in de slag in het Teutoburger Woud. Hierdoor ging Germania oostelijk van de Rijn verloren; alleen de kuststreken bleven Rome nog trouw.

Na demping van de pannonische opstand kreeg Tiberius weer het opperbevel over het leger aan de Rijn, maar tot grootscheepse veldtochten tegen de Germanen kwam het niet meer. Eerst onder aanvoering van Germanicus, neef en aangenomen zoon van Tiberius, ging het romeinse leger in 15 en 16 weer tot het offensief over, maar ondanks overwinningen als bij Idistaviso kon Germanicus A. niet beslissend verslaan; in 16 riep Tiberius hem terug.

In 13 nC had A. Thusnelda, de dochter van zijn tegenstander Segestes, geschaakt. Deze nam twee jaar later wraak door, toen A. hem belegerde, Germanicus te hulp te roepen en zijn dochter, die hij in zijn macht had gekregen, aan hem uit te leveren. In gevangenschap bracht Thusnelda A.' zoon Thumelicus ter wereld. Na Germanicus' vertrek brak een oorlog uit tussen A. en Maroboduus, koning der Sueben; hoewel de grote veldslag onbeslist bleef, trok Maroboduus terug en kon zijn tegenstander zich de overwinning toeschrijven (17 nC). Adgandestrius, koning der Chatti, bood de Romeinen aan, A. uit de weg te ruimen als hem daartoe gif werd gezonden; Tiberius achtte het beneden zijn waardigheid daarop in te gaan. Toen A. na zijn successen naar het koningschap streefde, werd hij in 19 door zijn verwanten gedood.

Tacitus noemt A. liberator haud dubie Germaniae, een eretitel die hij zeker verdient, al moet erkend worden dat hij de omstandigheden mee heeft gehad. Na zijn dood werd hij, nog in Tacitus' dagen, in liederen bezongen. Dat A. identiek zou zijn met Siegfried, de held van het Nibelungenlied, is niet waarschijnlijk.


Lit. Velleius Paterculus, Historia Romana 2, 105 en 118. Tacitus, Annales 1, 61-68; 2, 5-26, 44-46, 88. Florus, Epitome de Tito Livio 2, 29-39. Cassius Dio 56, 18-25. - P. von Rohden (PRE 2, 1190-1200). - L. Schmidt, Geschichte der deutschen Stämme. Die Westgermanen 1 (München 1938) 97-122. E. Hohl, Zur Lebensgeschichte des Siegers im Teutoburger Wald (Hist. Zeitschrift 167, 1943, 457-475). E. Bickel, Arminiusbiographie und Sagensiegfried (Bonn 1949). O. Höfler, Siegfried, Arminius und die Symbolik (Heidelberg 1960). E. Hohl, Um Arminius. Biographie oder Legende (Sitz. ber. der deutschen Ak. Wiss. Berlin 1951, Berlin 1952). [Stolte]



Keizers Rome Lijst van Namen