Viminacium was een legioenskamp en stad in
Moesia Superior,
bij Kostolac aan de Mlavamonding
dichtbij de Donau (Danuvius). Varianten van de naam:
Viminacio, Viminatio, Οὐιμινάκιον, Βιμινάκιον.
Het kamp lag 2 km van de Donau aan de oostoever van de
Mlava en had een oppervlakte van 442x385 m.
De canabae
lagen over een lengte van ongeveer
800 m aan de linkerkant van de Principalis. De
stad is waarschijnlijk te vinden aan de noordelijke oever
van de Mlava. Hier was een zijtak van de
Limes-weg
Ratiara-Oescus, die naar
Byzantium leidde.
De Romeinen kwamen voor het eerst bij V. aan
na de onderwerping van de Scordisci.
Op zijn laatst in het midden van de 1e eeuw werd V.
de vaste garnizoensplaats van de legio VII Claudia
die vanuit Dalmatië
werd bestuurd. Een tijd lang was
hier ook de legio IV Flavia gestationeerd. Na de
verdeling van Moesia
werd V. de residentie van de
stadhouder van Moesia Superior. Het was tijdens de
eerste dacische oorlog standplaats van het hoofdkwartier
en Hadrianus verhief de stad tot een
municipium. Hier werd
Caracalla
in 196 tot de rang van
Caesar
verheven. In het jaar 239, toen het slaan
van lokale munten met het opschrift P(rouincia)
M(oesia) S(uperior) C(olonia) Vim(inacium)
begon, was de stad reeds een colonia. Misschien werd het
een colonia onder
Gordianus.
Om de geldverziening van het
Donauleger te verzekeren werden sinds
Philippus
ook rijksmunten geslagen in V., ongeveer 246/241
tot het jaar 258, waarin
Gallienus
de muntplaats ontmantelde. In 441 werd het veroverd door
Attila.
Iustinianus
liet V. weer opbouwen en
stichtte hier een aartsbisdom; de stad werd weer
'metropolis' in Moesia Prima. In het jaar 582 werd
het door de Avaren veroverd en volledig verwoest. Op de Peutinger kaart (midden links) staat voor V. Viminacio.
Lit. B.Saria, RE VIII A 2I72-8I.