Byzantium (Βυζάντιον), belangrijke griekse stad op
de europese zuidpunt van de thracische Bosporus,
gelegen op de landtong tussen de Propontis en de
Gouden Hoorn (Chrysokeras); thans Istanbul.
B. werd ca. 660 vC op advies van
het orakel van Delphi gesticht als kolonie van
Megara, tegenover het ongeveer 20 jaar oudere
Chalcedon. De stad ontwikkelde zich snel, dank
zij haar voortreffelijke havens en haar gunstige
ligging op het kruispunt van de kortste verbindingsweg
tussen Europa en Azië en de zeeweg van de
Aegeïsche naar de Zwarte Zee. Aanvankelijk berustte de
welvaart grotendeels op de export van gezouten
vis, later mede op de controle van de handel door
de Bosporus. Tengevolge van zijn positie raakte
B. echter ook bij vele gewapende conflicten betrokken.
Door de Perzen veroverd op het eind van de 6e
eeuw vC, nam het deel aan de ionische opstand,
maar werd opnieuw onderworpen aan het perzische
gezag, waarvan het in 478/477 werd bevrijd. Daarna
kreeg de stad een democratisch bestuur en werd
lid van de
attisch-delische zeebond (jaarlijkse
bijdrage 15 talenten), waartegen zij rebelleerde in 440
en in 411. Tijdens de
peloponnesische oorlog werd
zij in 408 door
Alcibiades, na de oorlog in 403 door
de Spartaan Lysander
veroverd. Ook van de tweede
attische zeebond
maakte B. deel uit, maar het
herkreeg zijn onafhankelijkheid door de
bondgenotenoorlog van 357 tot 355. In 340/339 werd de
stad, die intussen weer een defensief verbond met
Athene had gesloten, vergeefs door
Philippus van
Macedonië belegerd; de wonderbare redding werd
toegeschreven aan het ingrijpen van de godin
Hecate,
ter ere van wie munten werden geslagen met het
symbool van de wassende maan met een ster, dat
later ook de islam en de Turken tot embleem diende.
Alexander de Grote
liet B. ongemoeid; ook tijdens
de diadochen-oorlogen kon het zijn onafhankelijkheid
handhaven. In de macedonische oorlogen
stond het aan de zijde der Romeinen, in wier imperium
B. als een
civitas libera et foederata
werd opgenomen.
![]() |
Marmeren erezuil opgericht voor overwinning v. Claudius II Gothicus (268-270 nC) of Constantijn de Grote (306-337 nC). |
Lit. E. Oberhummer/J. Miller/W. Kubitschek (PRE 3, 1116-1158). G. Becatti (EAA 2, 880-914). H. Leclercq (DAL 2, 1363-1454). - H. Merle, Die Geschichte der Stadte Byzantion und Kalchedon (Diss. Kiel 1916). A. M. Schneider, Byzanz. Vorarbeiten zur Topographie und Archäologie der Stadt (Istanbuler Forschungen 8, Berlin 1936). A. Frolow, La dedicace de Constantinople dans la tradition byzantine (RHR 127, 1944, 61-127). [Nuchelmans]