Peloponnesische oorlog

Peloponnesische oorlog, algemeen gebruikelijke naam voor de grote oorlog tussen Athene en Sparta en hun wederzijdse bondgenoten van 431 tot 404 vC. De hoofdoorzaak van de p.o. was gelegen in de achterdocht en de angst van Sparta tegenover de groeiende macht van Athene. Secundaire oorzaken waren de algemene verbittering over het atheense optreden in de attisch-delische zeebond en de jaloezie, met name van Corinthe, op de atheense expansie in de westgriekse wereld. De aanleidingen waren de steun van Athene aan Corcyra tegen Corinthe, de hulp die Corinthe bood aan het tegen Athene in opstand gekomen Potidaea en het z.g. megarische psephisma, het besluit van de atheense volksvergadering om Megara uit te sluiten van de markten van de zeebond. Ongetwijfeld heeft Pericles, de invloedrijkste atheense politicus, het uitbreken van de oorlog bevorderd; niettemin moest Corinthe met uittreden uit de peloponnesische bond dreigen voordat het aarzelende Sparta tot een oorlogsverklaring bewogen kon worden. Sparta had behalve de peloponnesische bond Thebe aan zijn zijde, Athene buiten de zeebond het kleine Plataeae. Beide partijen waren uitstekend voorbereid, Athene, dat de suprematie ter zee bezat, het best; Pericles' krijgsplan hield in: geen offensief te land, concentratie van de attische bevolking binnen de Lange muren, blokkade van de peloponnesische kusten. De oorlog valt uiteen in drie delen.

1. De Archidamische oorlog (431-421). De spartaanse koning Archidamus startte de vijandelijkheden met invasies in Attica, waarop Pericles de gehele attische bevolking binnen de Lange muren terugtrok; de spartaanse legers richtten wel grote schade aan, maar een beslissing bleef uit. Toen brak in Athene een pestepidemie uit, waaraan meer dan een derde deel van de bevolking bezweek, in 429 ook Pericles. Hierdoor verloor de atheense politiek een vaste leiding. Sindsdien waren de politieke en militaire leiding niet meer gecoördineerd: de volksvergadering viel ten prooi aan het drijven van kortzichtige lieden als Cleon. Grote atheense successen waren niettemin de beheersing van de Golf van Corinthe en de insluiting en gevangenneming van 120 aanzienlijke Spartanen op het eiland Sphacteria (425), maar hier stond een nederlaag tegen Sparta's bondgenoot Thebe (Delium, 424) tegenover. In 424 nam bovendien de Spartaan Brasidas Amphipolis in, het steunpunt van de atheense macht in Thracië.

Een grootscheepse poging van Cleon om de stad te heroveren mislukte; hijzelf en Brasidas sneuvelden. Daardoor kwam zowel in Sparta als in Athene de weg vrij voor de voorstanders van vrede. In 421 werd de z.g. vrede van Nicias gesloten, die bepaalde dat beide belligerenten de veroverde gebieden moesten teruggeven.

2. De vrede (421-413). Deze kwam in feite neer op een voortzetting van de oorlog langs indirecte weg. Geen van beide partijen hield zich loyaal aan de overeenkomst. Sparta weigerde Amphipolis terug te geven. Athene, waar de vredelievende Nicias door de eerzuchtige Alcibiades in de schaduw gesteld werd, nam met Argos, Elis en Mantinea deel aan een coalitie-avontuur tegen Sparta, waaraan een einde kwam doordat Sparta Argos bij Mantinea versloeg (418). In 416 overweldigde en brandschatte Athene het eiland Melos, in 415 liet het zich door Alcibiades verleiden tot een grootscheepse expeditie om Sicilië te veroveren, onder voorwendsel van steun aan Segesta, dat gewikkeld was in een conflict met Selinus, welke stad Syracuse aan haar zijde vond, dat in 414 spartaanse hulp kreeg. De atheense onderneming liep uit op een gruwelijke catastrofe, de vernietiging van het gehele expeditieleger. Alcibiades was inmiddels naar Sparta gevlucht.

3. De Deceleïsche oorlog (413-404). Sparta bezette op Alcibiades' advies de attische grensvesting Decelea en begon, gesteund door perzisch geld, een vloot te bouwen, waarmee vele atheense bondgenoten tot afval gebracht werden. In Athene zelf had, onder invloed van de zware tegenslagen, in 411 een oligarchische staatsgreep plaats (Theramenes), maar de nieuwe regering kwam reeds het volgende jaar ten val (Cleophon). Na een kortstondige terugkeer van Alcibiades, die Sparta weer verlaten had en in 410 met een opstandige afdeling van de atheense vloot bij Cyzicus de Spartanen verslagen had, behaalden de Atheners in 406 nog een grote overwinning bij de Arginusen, maar daarna veroordeelden ze hun strategen ter dood, omdat ze niet in staat waren geweest om de schipbreukelingen te redden. In de slag bij Aegospotami bracht Lysander de Atheners de genadeslag toe; de graanaanvoer via de Hellespont stokte, de zeebond viel volledig uiteen. Na een beleg van een half jaar moest Athene in april 404 capituleren. Het moest afstand doen van bijna zijn gehele vloot, de Lange muren afbreken, de zeebond ontbinden en toetreden tot de peloponnesische bond; het democratische bestuur werd vervangen door de oligarchie van de Dertig.


Lit. Thucydides, Historiae. Xenophon, Hellenica 1-2,2. Diodorus Siculus, Bibliotheca 12,38-14,13. - B. W. Henderson, The Great War between Athens und Sparta. A companion to the military history of Thucydides (London 1927). H. Bengtson, Griechische Geschichtea (München 1960) 211-245. D. Kagan, The Outbreak of the Peloponnesian War (Ithaca/ London 1969). G. E. de Ste. Croix, The Origins of the Peloponnesian War (London 1972). D. Kagan, The Archidamian War London 1974). Id., The Peace of Nicias and the Sicilian Expedition ib. 1981). [Nuchelmans]


Kaart Lijst van Namen