(1) Landschap. Elis (Ἦλις, inheems Φᾶλις, Φαλεία, modern Ἠλεία) was eerst de naam van de
kustvlakte aan de monding van de Peneüs in het noordwesten
van de Peloponnesus, maar meestal denkt
men aan een groter gebied, dat met name ook de
Pisatis en Triphylië omvat; E. in engere zin werd
ook wel κοιλὴ λις genoemd.
Het geheel wordt in drieën gedeeld door de rivieren Peneüs en Alpheüs. De noordoosthoek, Acrosia geheten, wordt door het Erymanthus-gebergte gescheiden van Achaia. Verder zuidwaarts scheidt de Erymanthus-rivier E. van Arcadië. Het gebied ten zuiden van de Alpheüs, Triphylië, was in de klassieke tijd een omstreden aanhangsel, met name de Lepreatis, gelegen ten zuiden van het Lapithasen Minthe-gebergte, tot aan de rivier de Neda; ten tijde van Homerus ressorteerde deze streek onder Pylus.
Het kerngebied heeft veel vlak land met een vrij vochtig klimaat, voor griekse doen vruchtbaar; men beoefende er vooral veeteelt (paardenfokkerij!). De hereboeren woonden op hun domeinen, er was nauwelijks stedenvorming, zeer weinig scheepvaart en nijverheid, geen kolonisatie-activiteit. In het bestuur trad een oligarchische raad van 90 al vroeg op de voorgrond. De voornaamste havenplaats was Cyllene.
De taal van de bewoners uit het 2e millennium vC zal wel verwant zijn geweest met het arcadisch. Homerus kent in E. de stam der Ἐπειοί. Tijdens de dorische volksverhuizing vestigde zich er een waarschijnlijk aetolische stam: er is nauwe verwantschap tussen het elisch en het aetolisch. De verhalen over het optreden van Heracles (Neleïden, Augias) zijn waarschijnlijk de mythologische neerslag van expansiepogingen van Argos. Een op brons bewaard bondgenootschap met Heraea zal wel tot stand zijn gekomen na grensgeschillen aan de arcadische kant. Er waren ook moeilijkheden met Pisa, Messenië e.a. De inlijving van de Pisatis, die omstreeks 570 vC haar beslag kreeg, bezorgde E. de leiding van de olympische wedstrijden, waardoor het een zekere rol ging spelen in de griekse wereld.
De politiek van E. had enige vastheid sinds zijn lidmaatschap van de peloponnesische bond. Na de perzische oorlogen werkte Athene inspirerend. In 472 werd de staatsregeling meer democratisch; er kwam een indeling in tien phylen, waaruit tien hellanodiken voor Olympia gerecruteerd werden, en een synoikismos: stichting van de hoofdstad Elis.
Nog voor de peloponnesische oorlog hielp E.
Lepreum in een conflict tegen de Arcadiërs en kreeg
zo zeggenschap in een deel van Triphylië. Maar
tijdens de
peloponnesische oorlog
raakte E. over hetzelfde Lepreum in strijd met
Sparta; in 402-401
dwong Sparta E. op de knieën. Na de slag bij
Leuctra (371) kreeg
het echter de perifere gebieden weer
terug. Omstreeks het midden van de 4e eeuw werden
de geschillen met de Arcadiërs acuut; dezen verwierven
tijdelijk Triphylië. In de 3e eeuw vC leidde
ciit tot nauwere aansluiting bij de
Aetoliërs, waardoor
het bezit van Triphylië weer verzekerd scheen;
de bliksemveldtocht van
Philippus V (219-218) in de z.g.
bondgenotenoorlog
maakte hieraan een einde. In 191 vC werd E. lid van de
achaeïsche
bond.
Er zijn de laatste jaren in E. prehistorische vondsten
gedaan die teruggaan tot het paleolithicum.
Lit. Strabo 8,3. - A Philippson/H. Swoboda (PRE 5, 2368-2432).
Greece III (Naval Intelligence Division 1945) 189-193.
Philippson/Kirsten 3, 319-364. - G. Papandreou. Ἡ Ἠλεία διὰ μέσων τῶν αἰώνων (Athene 1924). J. Sperling, Explorations
in E. 1939 (American Journal of Archeology 46, 1942, 77-89).
A. Bon, Ἠλειακά (Bulletin de Correspondance Hellénique 70,
1946, 15-31). F. Kiechle, Das Verhaltnis von E., Triphylien
und der Pisatis im Spiegel der Dialektunterschiede (Rheinisches
Museum 103, 1960, 336-366). J. Servais, Recherches
sur le port de Cyllene (Bulletin de Correspondance Hellénique
85, 1961, 123-161). Id., Le site helladique de Khlémoutsi
et l'Hyrmine homérique (ib. 88, 1964, 9-50).
(2) De stad Elis ligt
in het dal van de Peneüs in het noordwesten
van de Peloponnesus,
waar dit zich opent tot vlakte; thans Paleopolis.
Volgens de mythen zou hier al in
oude tijden een vestiging zijn geweest; een stad van
enige betekenis, maar zonder ommuring, dateert pas
van 472 (synoikismos). Zij is opgegraven door het
oostenrijkse archeologische instituut 1910-1912 en,
samen met de griekse archeoloog N. Yalouris,
sinds 1960.
Lit. Pausanias, Periegesis 6, 23-26. - Opgravingsverslagen in Jahreshefte des Oesterreichischen Archäologischen Instituts in Wien 1911, Beiblatt 97-115; 1913, Beiblatt 145-152; 1915, Beiblatt 61-76; 1932, Beiblatt 64-105; 1960, Beiblatt 99-110; 1961-1963, Beiblatt 33-76, 77-94 (inscripties). [te Riele]