Olympia

Olympia (Ὀλυμπία), naam van een beroemd grieks heiligdom van Zeus, gelegen in het westen van de Peloponnesus aan de voet van de Cronus-heuvel nabij het punt waar de Cladeus, die de westelijke grens van het terrein komt, uitmondt in de benedenloop van de Alpheüs (op ca. 18 km van diens monding). Het dal is vruchtbaar en fraai en heeft al vroeg bewoners getrokken; er zijn vondsten gedaan uit de bronstijd en uit de myceense periode. De roem die van deze plaats over de hele oude (en moderne) wereld is uitgegaan berust op de internationale sportwedstrijden die er iedere vier jaar plaatsvonden.


Of er al in de geometrische tijd wedstrijden werden gehouden, valt niet met zekerheid te zeggen. Er zijn wel reeds uit de 9e eeuw vC indrukwekkende bronzen wijgeschenken gevonden (drievoeten met pan; de reeks zet zich voort in de archaïsche tijd), maar deze kunnen los staan van de olympische wedstrijden. Deze wedstrijden ter ere van Zeus, die naar een foutieve vertaling in het latijn meestal olympische spelen worden genoemd, zijn het meest traditionele en essentiële element in dit religieus centrum. De instelling ervan werd toegeschreven ofwel aan Heracles ofwel (een locale traditie, die echter sterk was en doordrong tot de kunst) aan Pelops, een lydische prins, die de plaatselijke heerser, koning Oenomaus van Pisa, bij een wagenrace had uitgeschakeld. Laatstgenoemde versie past in de myceense, d.i. achaeïsche wereld, terwijl Heracles staat voor de dorische suprematie. Een doorwerken van deze rivaliteit beluisteren we in de overlevering dat in historische tijd nog om de leiding is getwist door (het waarschijnlijk achaeïsche) Pisa en het dorische Elis, gesteund door Sparta, die na 580 vC Pisa verwoestten; nadien heeft, met enkele onderbrekingen (bv. 364-362 Arcadië), Elis de leiding gehouden, totdat, evenals elders in Griekenland, in 338 vC Philippus II van Macedonië er zeggenschap kreeg (en er meteen een monument te zijner ere plaatste, een tholos (ronde tempel) met ionische zuilen). De eerste olympiade, nulpunt van een der meest verbreide griekse tijdrekeningen, begon 776 vC.

Afgezien van het grote aantal standbeelden, vaak voorzien van inscriptie, die herinnerden aan kampioenschappen in de wedstrijden, stond het domein van O. in de oudheid vol met altaren en cultusplaatsen; hiervan zijn wij goed op de hoogte, omdat Pausanias uitvoerig heeft opgetekend wat hij ter plaatse aantrof; de opgravingen bevestigden zijn notities op eclatante wijze. Maandelijks werden processies gehouden langs deze heilige plaatsen en offers gebracht; ongeveer zeventig erediensten zijn bekend, waaronder, dank zij het conservatieve karakter van de griekse religie, zeer oude; er zijn archeologische aanwijzingen dat reeds in het tweede millennium, vóór de bouw van de Hera-tempel, ter plaatse de aardgodin Ge werd vereerd. Ook de cultus van Pelops kan ouder zijn geweest dan het Pelopium (17), dat uit de 4e eeuw dateerde; misschien geidt iets dergelijks voor het heiligdom der Godenmoeder, het Metroum (19).

plattegrond

Zeker oud was de tempel van Hera (15), gelegen boven een vroegere cultusplaats die misschien dateerde van omstreeks 1000 vC. De tempel, gebouwd tegen 600 vC, was aanvankelijk voorzien van houten zuilen, die stuk voor stuk, naargelang de noodzaak zich voordeed, door stenen werden vervangen. Behalve wijgeschenken werden in deze tempel ook kostbare kunstwerken opgesteld, zodat hij in romeinse tijd een museum gelijk was. Het door Praxiteles vervaardigde beeld van Hermes met de kleine Dionysus op de arm is hier gevonden.

Achter de Hera-tempel bouwde men, evenals te Delphi, schatkamers (20), waarin de verschillende griekse staten groepeerden wat er van hun kant aan kostbare geschenken aan het heiligdom werd aangeboden.

In de archaïsche tijd strekte zich tot voor die schatkamers het stadion (21) uit, de plaats bij uitstek voor de centrale wedstrijd, het hardlopen. Later is het stadion verschillende keren verbouwd en naar het oosten opgeschoven.

Uit de 5e eeuw (457 vC) dateerde de grote tempel van Zeus (23), uitgevoerd in kalksteen, een dorische peripteros (6 bij 13 zuilen, 28 x 64 m) op een stylobaat van 3 m hoogte. Bekend zijn de vele waterspuiers (leeuwekoppen) uit verschillende fasen van de kunstgeschiedenis, omdat ze bij herhaling na aardbevingen moesten worden vervangen, en beroemd de gevelsculpturen, die aan de oostzijde de voorbereidingen tot de wagenrace tussen Pelops en Oenomaus met als middenfiguur Zeus, in de westelijke gevel de strijd tussen Lapithen en Centauren met als centrale figuur Apollo weergeven; het zijn hoogtepunten van de zogenaamde strenge stijl. De metopen beelden de twaalf werken van Heracles uit. Indrukwekkende fragmenten van deze sculpturen bevinden zich in het museum ter plaatse.

Van de cellawanden van de Zeus-tempel vinden we een repliek een eind westelijker, in de latere byzantijnse kerk; dit was het atelier van Phidias, die hier in proefopstelling kon werken aan zijn 12 m hoog Zeus-beeld van goud en ivoor, het belangrijkste stuk in de tempel, daterend uit de tweede helft van de 5e eeuw vC.

In de 4e eeuw werden nog vele kleinere gebouwen toegevoegd en werd het hele terrein opnieuw geordend en omheind. Het stadion werd oostwaarts verschoven en de aldus tot stand gekomen scheiding van de rest van de Altis (dat is de naam van het heilige domein) maakte het mogelijk zuilengalerijen te bouwen welke die scheiding accentueerden.

Op het einde van de 4e eeuw kwam, even buiten de Altis, het eerste grote profane gebouw tot stand, het Leonidaeum, een soort hotel voor aanzienlijke gasten (11). De ronde toegangspoort naar het stadion is laat-hellenistisch.

Verder hebben nog verschillende verbouwingen plaats gehad voor het bezoek van keizer Nero in 67 nC.


Maquette van de Altis (Museum van Olympia)
De Altis stond vol wijgeschenken, die niet alleen kampioenschappen maar ook dikwijls andere historische prestaties uit de griekse wereld vereeuwigden. Een groot aantal is reeds door Pausanias beschreven, en vele zijn ter plaatse teruggevonden.

Eind 3e eeuw nC werd O. geteisterd door invallen van Heruliërs; men verschanste zich toen rondom de tempel. Branden en aardbevingen verhaastten de afbraak, en de rivieren bedekten wat die lieten staan met een dikke laag modder, die praktisch alles aan het oog onttrok. Toch heeft in 1766 een der eerste in archeologie geïnteresseerde reizigers, R. Chandler, de plaats herkend; het eerste onderzoek werd verricht door Fransen onder A. Blouet; systematische opgravingen zijn ondernomen door het Deutsche Archäologische Institut, voornamelijk tussen 1875 en 1881 (E. Curtius en F. Adler) en tussen 1938 en 1966 (E. Kunze en H. Schleif).


Lit. Pausanias, Periegesis 5,1-6,21. - U. Jantzen (EAA 5, 635-656). - Opgravingsverslagen: Olympia. Die Ergebnisse der von dem Deutschen Reich veranstalteten Ausgrabungen (Berlin 1890-1897 = Amsterdam 1966): 1. F. Adler/E. Curtius /W. Dörpfeld/P. Graef/J. Partsch/R. Weil, Topographie und Geschichte von O. (mit Kartenmappe, 1897); 2. F. Adler/ R. Borrmann/W. Dörpfeld/F. Graeber/P. Graef, Die Baudenkmaler von O. (mit zwei Tafelmappen, 1892-1896); 3. G. Treu, Die Bildwerke von O. in Stein und Thon (mit Tafelmappe, 1894-1897); 4. A. Furtwängler, Die Bronzen und die ubrigen kleineren Funde von O. (mit Tafelmappe, 1890); 5. W. Dittenberger/K. Purgold, Die Inschriften von O. (1896). Berichte über die Ausgrabungen in O. (negen delen verschenen, Berlin 1937-1973). Olympische Forschungen (monografieën; zeven delen verschenen, ib. 1944-1972). - V. Laloux/ P. Monceaux, Restauration d'Olympie (Paris 1889). W. W. Hyde, Olympic Victor Monuments and Greek Athletic Art (Washington 1921). E. N. Gardiner, O. Its History and Remains (Oxford 1925). W. Dörpfeld e.a., Alt-O. Untersuchungen und Ausgrabungen zur Geschichte des ältesten Heiligtums von O. und der älteren griechischen Kunst 1-2 (Berlin 1935). H.-V. Herrmann, Zur altesten Geschichte von O. (Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts, Athenische Abteilung 77, 1962, 3-34). B. Ashmole/N. Yalouris/A. Frantz, O. The Sculptures of the Temple of Zeus (London 1967). H.-V. Herrmann, O. Heiligtum und Wettkampfstatte (München 1972). A. Mallwitz, O. und seine Bauten (ib. 1972). [te Riele]


Kaart