Perzische oorlogen (τὰ Περσικά), in de oude
geschiedenis algemeen gebruikelijke benaming voor
de gewapende conflicten tussen het perzische rijk en
de voornaamste steden van Griekenland van 499 tot
449 of, in engere zin, van 490 tot 479 vC. De
algemene oorzaak was het streven van de perzische
koningen om hun rijk in het westen natuurlijke grenzen
te geven, d.w.z. de Aegeïsche Zee en haar uitgangen
naar de Zwarte Zee.
De aanloop tot de p.o. wordt gevormd door de opstand die de ionische Grieken van Klein-Azië in 499 vC ontketenden tegen het perzische gezag, waaronder ze sinds ca. 545 vC gebukt gingen (ionische opstand). Toen de vloot van deze steden in 494 bij Lade een verpletterende nederlaag had geleden en de perzische heerschappij overal met harde hand hersteld was, liet Darius eerst door zijn generaal Mardonius Thracië heroveren en zijn controle over Macedonië herwinnen.
Dit lukte, ofschoon zowel het perzische landleger als de perzische vloot zware verliezen leden, vooral tengevolge van een massale schipbreuk bij de berg Athos; deze expeditie (1e Perzische oorlog 492) was waarschijnlijk nog niet tegen Griekenland zelf gericht, zoals men in het voetspoor van Herodotus lang gedacht heeft.
In 490 richtte Darius zijn aanval (2e Perzische oorlog) rechtstreeks tegen
Athene en
Eretria,
die in 498 de stamverwante opstandelingen
kleine eskaders te hulp hadden gezonden.
Een vrede werd niet gesloten. De door Athene gestichte attisch-delische zeebond zette het offensief voort, de Perzen werden steeds meer in het defensief gedrongen. Onder leiding van Cimon behaalden de Atheners tussen 469 en 466 een grote zege op de Perzen bij de Eurymedon. En hoewel de Atheners in 455 zware verliezen leden bij een expeditie naar Egypte, kon na een nieuwe atheense overwinning, ditmaal bij het cyprische Salamis, in 449 vC de z.g. Callias-vrede gesloten worden: de Atheners zouden zich van alle militaire activiteiten onthouden indien de Perzen hetzelfde deden in de Aegeïsche Zee en op de westkust van Klein-Azië, die onttrokken bleef aan het perzische gezag.
De grote historische betekenis van de p.o. is hierin
gelegen dat de Grieken door deze strijd de politieke
vrijheid, de grondslag voor de verdere ontwikkeling
van de griekse en de europese cultuur,
hebben weten te behouden en veilig stellen.
Lit. Herodotus, Historiae 5-9. - H. Bengtson, Griechische
Geschichte² (München 1960) 144-208. A. R. Burn, Persia and
the Greeks (London 1962). C. Hignett, Xerxes' Invasion of
Greece (Oxford 1963). [Nuchelmans]