Attische zeebond

Attische zeebond, moderne naam van twee belangrijke door Athene geleide griekse bonden uit de 5e en 4e eeuw vC.

(1) De z.g. delisch-attische zeebond werd op initiatief van de Athener Themistocles in 478/477 vC gevormd nadat Pausanias, de spartaanse commandant van de geallieerde griekse vloot, zich onmogelijk had gemaakt door zijn eigenzinnig optreden in Byzantium. Sindsdien zagen de griekse steden op de kust van Klein-Azië in de atheense vloot het enige machtsmiddel dat hen tegen het perzische imperialisme kon beschermen. Samen met een aantal aegeïsche eilanden sloten zij zich onder leiding van Athene aaneen tot een 'eeuwige' symmachie binnen de panhelleense door Sparta geleide coalitie.

steen
Lijst van betalende leden
Het doel was de bescherming van de kleinaziatische Grieken tegen de Perzen en de voortzetting van de oorlog tegen dezen. De organisatie van de bond werd opgedragen aan de Athener Aristides. De rijkste leden, zoals Chius, Lesbus en Samos, verplichtten zich om schepen en manschappen te leveren, de overige zouden in plaats daarvan bepaalde bijdragen (φόροι) in de bondskas storten, die in de tempel van Apollo en Artemis op Delus ondergebracht en door een college van tien Ἑλληνοταμίαι (Beheerders der Grieken) beheerd werd; het totaal dezer bijdragen werd door Aristides op 460 talenten vastgesteld; over de verdeling van die som bezitten we pas vanaf 454 fragmentarische gegevens. In de op Delus gehouden bondsvergaderingen (ξύνοδοι) beschikte elk lid, onafhankelijk van zijn belangrijkheid, over één stem, ook Athene, dat echter door zijn economische en militaire betekenis vooral de stemmen der kleine leden sterk beïnvloedde en bovendien met de uitvoering der bondsbesluiten belast was.

In 455 omspande de bond de gehele Aegeïsche Zee, van de Aeolis tot Troezen, van Chalcidice tot Rhodus. Het aantal leden varieerde sterk; in 425 vC bedroeg het meer dan 400, ongetwijfeld een veelvoud van de bij de oprichting betrokken staten. In de loop der jaren nam de invloed van Athene op de gang van zaken in de bond sterk toe; het werd van leider tot overheerser en maakte van de a.z. steeds meer een middel om zijn eigen economische en militaire positie (tegen Sparta!) te versterken en een atheens imperium op te bouwen: afvallige leden, het eerst Naxus (ca. 470) en Thasus (465), werden als opstandelingen behandeld - het verbond was immers voor eeuwig gesloten - en door de Atheners met geweld tot de orde geroepen (cleruchie); in 454 werd zelfs de bondskas van Delus naar de atheense acropolis verplaatst, naar het heette omdat na de zware nederlaag van de atheense vloot in de Nijl-delta de Aegeïsche Zee voor de perzische vloot openlag. De grootste successen van de delisch-a.z. waren de gemeenschappelijke overwinning op de Perzen in de slag bij de Eurymedon (tussen 469 en 466) en de bezegeling van de algehele perzische nederlaag door de z.g. vrede van Callias in 449. Sindsdien liet het steeds eigenmachtiger en brutaler wordende optreden van Athene, ook in binnenlandse aangelegenheden van de bondsleden, dezen in feite nog slechts de status van atheense onderdanen. Het was dan ook geen wonder dat in de tweede helft van de peloponnesische oorlog de bond uiteenviel; bij de vrede van 404 werd hij officieel opgeheven. De delisch-a.z. is de grootste machtconcentratie geweest die ooit door een griekse staat in het leven geroepen en in stand gehouden is.


Lit. H. Nesselhauf, Untersuchungen zur Geschichte der delisch-attischen Symmachie (Klio, Beiheft 30, Leipzig 1933). L. I. Highby, The Erythrae Decree. Contribution to the Early History of the Delian League and the Peloponnesian Confederacy (ib. 36, Leipzig 1936). H. Schaefer, Beiträge zur Geschichte der attischen Symmachie (Hermes 74, 1939, 225-264). B. D. Meritt/H.T. Wade-Gery/M. F. McGregor, The Athenian Tribute Lists 1-4 (Cambridge Mass. 1939-1953). M. Amit, Athens and the Sea. A Study in Athenian Sea-Power (Brussel 1965). W. Schuller, Die Herrschaft der Athener im Ersten Attischen Seebund (Berlin/New York 1974).


(2) Tweede attische zeebond. Deze kwam tot stand in 377 vC nadat Thebe zich onttrokken had aan de spartaanse hegemonie die sinds de koningsvrede of vrede van Antalcidas (387/386) bijna geheel Griekenland beheerste. Het doel was een gemeenschappelijke dam op te werpen tegen de steeds verder gaande inmenging van Sparta in de binnen- en buitenlandse zaken der griekse staten. De bond, die op zijn hoogtepunt langs de kusten en op de eilanden van de Aegeïsche Zee ongeveer 70 leden telde, had een geheel ander karakter dan de eerste a.z.; hij berustte op afzonderlijke verdragen tussen Athene en de andere aangesloten staten, wier autonomie, in overeenstemming met een bepaling van de koningsvrede, volledig geëerbiedigd werd: Athene stond niet meer boven, maar naast de bondsleden. De bondsvergadering, waarin elk lid één stem had, werd in Athene gehouden; de genomen besluiten behoefden de goedkeuring van de atheense volksvergadering. De hatelijke, eenzijdig opgelegde φόροι van de eerste a.z. werden vervangen door in onderling overleg vastgestelde contributies (συντάξεις). De uitvoerende macht berustte bij Athene, dat ook verreweg het grootste deel van de bondsvloot leverde, maar niet hervallen schijnt te zijn in de fouten die het een eeuw vroeger had begaan. Wat organisatie en geschiedenis van de bond betreft is overigens nog veel duister. Een lang bestaan is hem niet beschoren geweest; na de z.g. bondgenotenoorlog (357-355), waarin Athene de ontrouwe verdragspartners Chius, Rhodos, Cos en Byzantium vergeefs tot trouw trachtte te dwingen, had hij weinig betekenis meer.


Lit. R. Wiese, Der athenische Bundesgenossenkrieg (Diss. Berlin 1895). F. H. Marshall, The Second Athenian Confederacy (Cambridge 1905). S. Accame, La lega ateniese del secolo IV. a.C. (Rome 1941). J. Cargill, The Second Athenian League: empire or free alliance? (Berkeley 1981). [Nuchelmans]


Lijst van Namen