Attische zeebond, moderne naam van twee belangrijke door Athene geleide griekse bonden uit de 5e en 4e eeuw vC.
(1) De z.g. delisch-attische zeebond werd op initiatief van de Athener Themistocles in 478/477 vC gevormd nadat Pausanias, de spartaanse commandant van de geallieerde griekse vloot, zich onmogelijk had gemaakt door zijn eigenzinnig optreden in Byzantium. Sindsdien zagen de griekse steden op de kust van Klein-Azië in de atheense vloot het enige machtsmiddel dat hen tegen het perzische imperialisme kon beschermen. Samen met een aantal aegeïsche eilanden sloten zij zich onder leiding van Athene aaneen tot een 'eeuwige' symmachie binnen de panhelleense door Sparta geleide coalitie.
Lijst van betalende leden |
In 455 omspande de bond de gehele Aegeïsche Zee,
van de Aeolis tot Troezen, van
Chalcidice
tot Rhodus. Het aantal leden varieerde sterk; in
425 vC bedroeg het meer dan 400, ongetwijfeld een
veelvoud van de bij de oprichting betrokken staten.
In de loop der jaren nam de invloed van Athene op
de gang van zaken in de bond sterk toe; het werd
van leider tot overheerser en maakte van de a.z.
steeds meer een middel om zijn eigen economische
en militaire positie (tegen Sparta!) te versterken en
een atheens imperium op te bouwen: afvallige leden,
het eerst Naxus
(ca. 470) en Thasus (465), werden
als opstandelingen behandeld - het verbond was
immers voor eeuwig gesloten - en door de Atheners
met geweld tot de orde geroepen
(cleruchie); in
454 werd zelfs de bondskas van Delus naar de
atheense acropolis verplaatst, naar het heette omdat
na de zware nederlaag van de atheense vloot in de
Nijl-delta de Aegeïsche Zee voor de perzische vloot
openlag. De grootste successen van de delisch-a.z.
waren de gemeenschappelijke overwinning op de
Perzen in de slag bij de Eurymedon (tussen 469 en
466) en de bezegeling van de algehele perzische nederlaag
door de z.g. vrede van Callias in 449. Sindsdien
liet het steeds eigenmachtiger en brutaler
wordende optreden van Athene, ook in binnenlandse
aangelegenheden van de bondsleden, dezen in feite
nog slechts de status van atheense onderdanen. Het
was dan ook geen wonder dat in de tweede helft van
de peloponnesische oorlog de bond uiteenviel; bij
de vrede van 404 werd hij officieel opgeheven.
De delisch-a.z. is de grootste machtconcentratie
geweest die ooit door een griekse staat in het leven
geroepen en in stand gehouden is.
Lit. H. Nesselhauf, Untersuchungen zur Geschichte der
delisch-attischen Symmachie (Klio, Beiheft 30, Leipzig 1933).
L. I. Highby, The Erythrae Decree. Contribution to the Early
History of the Delian League and the Peloponnesian Confederacy
(ib. 36, Leipzig 1936). H. Schaefer, Beiträge zur
Geschichte der attischen Symmachie (Hermes 74, 1939, 225-264).
B. D. Meritt/H.T. Wade-Gery/M. F. McGregor, The
Athenian Tribute Lists 1-4 (Cambridge Mass. 1939-1953). M.
Amit, Athens and the Sea. A Study in Athenian Sea-Power
(Brussel 1965). W. Schuller, Die Herrschaft der Athener
im Ersten Attischen Seebund (Berlin/New York 1974).
(2) Tweede attische zeebond.
Deze kwam tot stand in 377 vC
nadat Thebe
zich onttrokken had aan de spartaanse
hegemonie die sinds de koningsvrede of vrede van
Antalcidas (387/386) bijna geheel Griekenland
beheerste. Het doel was een gemeenschappelijke
dam op te werpen tegen de steeds verder gaande
inmenging van Sparta
in de binnen- en buitenlandse
zaken der griekse staten. De bond, die op zijn
hoogtepunt langs de kusten en op de eilanden van de
Aegeïsche Zee ongeveer 70 leden telde, had een
geheel ander karakter dan de eerste a.z.; hij berustte
op afzonderlijke verdragen tussen Athene en de
andere aangesloten staten, wier autonomie, in
overeenstemming met een bepaling van de koningsvrede,
volledig geëerbiedigd werd: Athene stond niet meer
boven, maar naast de bondsleden. De bondsvergadering,
waarin elk lid één stem had, werd in Athene
gehouden; de genomen besluiten behoefden de goedkeuring
van de atheense volksvergadering. De hatelijke,
eenzijdig opgelegde φόροι van de eerste a.z.
werden vervangen door in onderling overleg vastgestelde
contributies (συντάξεις). De uitvoerende
macht berustte bij Athene, dat ook verreweg het
grootste deel van de bondsvloot leverde, maar niet
hervallen schijnt te zijn in de fouten die het een
eeuw vroeger had begaan. Wat organisatie en
geschiedenis van de bond betreft is overigens nog veel
duister. Een lang bestaan is hem niet beschoren
geweest; na de z.g. bondgenotenoorlog (357-355),
waarin Athene de ontrouwe verdragspartners
Chius,
Rhodos,
Cos en
Byzantium vergeefs tot trouw
trachtte te dwingen, had hij weinig betekenis meer.
Lit. R. Wiese, Der athenische Bundesgenossenkrieg (Diss.
Berlin 1895). F. H. Marshall, The Second Athenian
Confederacy (Cambridge 1905). S. Accame, La lega ateniese del
secolo IV. a.C. (Rome 1941). J. Cargill, The Second Athenian
League: empire or free alliance? (Berkeley 1981). [Nuchelmans]