Rhodus (Ῥόδος), het grootste en meest zuidelijke eiland voor de westkust van Klein-Azië. De grootste lengte bedraagt 77, de grootste breedte 35 km, de oppervlakte 1404 km²; het hoogste punt bevindt zich 1215 m boven de zeespiegel. In de brede vruchtbare kuststrook, die door een mild klimaat beheerst wordt, groeiden van oudsher olijven en wijnstokken, waaraan het eiland een deel van zijn rijkdom dankte.
Als oudste bewoners van R. golden de Telchinen, dwergen die de uitvinders van allerlei ambachten waren, en de Heliaden, afstammelingen van de zonnegod Helius. In de myceense tijd vestigden zich Grieken op het eiland, die ca. 1000 vC door dorische stamgenoten verdrongen werden. R. was in drie territoria verdeeld, die behoorden tot de oude steden Lindus, Camirus en Ialysus. In de archaïsche tijd leverden de Rhodiërs hun bijdrage aan de kolonisatie; ze stichtten Rhode in Spanje, Rhodane in Zuid-Gallië, en deden mee aan de stichting van Gela (ca. 690 vC) op Sicilië.
Tegen het einde van de 6e eeuw vC kwam R. onder perzische heerschappij, van ca. 470 tot 411 vC was het lid van de attisch-delische zeebond. In 408/407 werd door de drie genoemde steden op de noordpunt de stad Rhodus gesticht. In 396 vC bracht Conon R. weer aan de zijde van de Atheners, waarna het zich in 378 bij de tweede attische zeebond aansloot. Na korte tijd deel te hebben uitgemaakt van het rijk van Mausollus, onderwierp het zich in 334 vC aan Alexander de Grote. In de tijd van de diadochen wist het zijn zelfstandigheid te bewaren, nadat Demetrius Poliorcetes in 307/306 vergeefs gepoogd had de stad in te nemen; ter herinnering aan dit feit werd door Chares de z.g.'kolos van R.' vervaardigd, een ca. 30 m hoog bronzen beeld van de zonnegod, dat als een van de wereldwonderen gold. In de 3e en 2e eeuw vC trad R., dat een bloeiend handelscentrum en een vermaarde wisselbeurs was, met een moderne vloot herhaaldelijk op tegen piraten, om zijn handelsbelangen veilig te stellen.
In de tweede macedonische oorlog (200-197) koos R. tegen Phillippus V de zijde van Rome, evenals in de oorlog tegen Antiochus III. Bij de vrede van Apamea (188) kreeg het als beloning gebieden in Carië en Lycië, die echter in 167 vC voor straf weer afgenomen werden. Dat de Romeinen vervolgens Delus tot vrijhaven uitriepen, was voor de rhodische economie een zware slag. Tegen de vloot van Mithridates bood het eiland in 88 vC met succes weerstand; in 42 vC werd het door Cassius geplunderd.
De stad Rhodus was vermaard om haar gunstige ligging; niet minder dan vijf havens boden een ankerplaats. De plattegrond, waarvan de voornaamste straten door luchtfotografie zijn teruggevonden, was volgens het schaakbordpatroon ontworpen door Hippodamus. Op de acropolis lagen tempels van Apollo Pythius, Zeus Polieus en Athena Polias, en een stadion.
In de laathellenistische kunst waren de rhodische
beeldhouwers toonaangevend; kenmerkend voor de
school is het barokke pathos, waarin zij zelfs de
Pergameners overtroffen. Als belangrijkste werken
gelden de Nike van Samothrace (2e eeuw vC) en
de Laocoön-groep. Ook beroemde schilders, o.a.
Apelles en
Zeuxis, waren op R. werkzaam.
In de hellenistische en romeinse tijd was R. ook
een centrum van wetenschap, waar beroemde wijsgeren
en redenaars , o.a.
Panaetius,
Posidonius
en Apollonius Molon, werkzaam waren. Vele
romeinse ballingen vonden er een toevlucht.
Lucretius,
Pompeius,
Caesar,
Cicero en
Tiberius
verbleven er langere of kortere tijd.
Lit. F. Hiller von Gaertringen (PRE Suppl. 5, 1931, 731-840). L. Morricone/L. Laurenzi/P. Bocci (EAA 6, 743-763). CAH 8, 1930, 619-642. Kirsten/Kraiker 570-591. - H. van Gelder. Geschichte der alten Rhodier (Den Haag 1900). R. Matton, Rhodess (Athene 1959). P. M. Fraser/G. E. Bean, The Rhodian Peraea and Islands (Oxford 1954). H. Schmitt, Rom und Rhodos (MB 40, München 1957). R. M. Berthold, Rhodes in the Hellenistic Age (Ithaca N.Y. 1984). - Inscripties: F. Hiller von Gaertringen, Inscriptiones Rhodi, Chalces, Carpathi, Casi (IG 12, 1, 1895). A. Maiuri, Nuova Silloge epigrafica di Rodi e Cos (Florence 1925). - Tijdschrift: Clara Rhodus 1-10 (1928-1941). [J. A. de Waele]