Laocoön

Laocoön (Λαοκόων), legendarische trojaanse prins, zoon van Capys, broer van Anchises en priester van Apollo Thymbraeus of volgens anderen van Poseidon.

L. waarschuwde tegen het voorstel het houten paard binnen de muren van Troje te brengen, waarop tijdens een offer dat hij bracht, twee slangen uit de zee opdoken en hem samen met zijn beide zonen - of één van hen - doodden, hetgeen de Trojanen als een straf voor zijn twijfel opvatten. Volgens Vergilius' Aeneïs waren de slangen gezonden door Athene wegens L.s vijandige houding tegenover het houten paard, volgens andere versies van de sage door Apollo, omdat L. ondanks zijn priesterschap in het huwelijk was getreden.

beeld

In de hellenistische tijd werd de doodsstrijd van L. en zijn zoons in marmer uitgebeeld door de rhodische kunstenaars Agesander, Polydorus en Athanodorus. In de romeinse tijd stond deze beeldengroep in het paleis van keizer Titus; volgens Plinius minor overtrof zij in schoonheid alle bestaande beelden en schilderijen. In 1506 werd de L.groep in zwaar gehavende staat teruggevonden in de bouwvallen van Nero's Domus aurea. Na restauratie door Michelangelo's leerling Montorsoli werd zij overgebracht naar het Vaticaan, waar zij thans in de Cortile del Belvedere te zien is. De 16e-eeuwse restauratie is ca. 1960 gecorrigeerd, onder meer naar aanleiding van de ontdekking van een originele arm in het begin van deze eeuw. Door vondsten van een inscriptie en sculptuurfragmenten in de z.g. grot van Tiberius te Sperlonga is de gebruikelijke datering van de groep en haar vervaardigers in de 1e eeuw vC onzeker geworden; velen denken thans liever aan de 2e eeuw vC.

De L.groep heeft tijdens renaissance en classicisme een grote invloed uitgeoefend op de opvattingen over beeldhouwkunst. Lessing nam de groep als uitgangspunt voor zijn bekende verhandeling over het verschil tussen literatuur en beeldende kunst (1766).

Lit. Vergilius, Aeneïs 2, 40-56, 199-231. - R. Engelmann (Roscher 2, 1833-1843). E. Bethe (PRE 12, 736v). F. Magi/ C. Bertelli (EAA 4, 467-472). - A. Kleinknecht, Laokoon (Hermes 79, 1944, 66-111). C. van Essen, La découverte du L. (Mededelingen Kon. Ned. Akad. Wet. 18, 12, 1955, 291-308). H. Sichtermann, Laokoon (Bremen 1957). Id., Der wiederhergestellte Laokoon (Gymnasium 70, 1963, 193-211). F. Magi, Il ripristino del Laocoonte (Atti Pontificale Accad. Romana di Archeologia 1960, 5-59). W. Gross, Zur Laokoongruppe und ihren Künstlern (Nachrichten der Giessener Hochschulgesellschaft 1966). [Schouten/Nuchelmans]


mythen