Plinius minor, neef en aangenomen zoon van Plinius Maior, na Cicero de ons best bekende romeinse persoonlijkheid. Als loyale, geletterde, humane, ietwat zelfingenomen gentleman vertegenwoordigt hij het beste dat de keizertijd te leveren had, maar hij was tegelijk getuige van de beperkte levenssfeer van zulk een gentleman.
(I) Leven. Geboren te Comum (Como) in 61 of 62 nC, werd Gaius P. Caecilius Secundus in 79 geadopteerd door een oom van moederszijde, Plinius maior, die evenals zijn voogd, de hooggeplaatste Verginius Rufus, en de pedagogen Nicetes Sacerdos en Quintilianus grote invloed op zijn vorming hadden. Reeds op zijn 19e jaar trad P. als pleiter op. Hij doorliep de gehele cursus honorum, was praetor in 93, consul suffectus in 100. Als consul hieid hij de obligate lofrede op keizer Traianus (Panegyricus) en verdedigde hij samen met zijn vriend Tacitus de bewoners van de provincie Africa door een aanklacht tegen hun proconsul Marius Priscus. Van 111 tot 113 was hij procurator van Bithynia. Daar schijnt hij ook gestorven te zijn. Bijzonder gelukkig was het huwelijk met zijn derde echtgenote Calpurnia; het bleef echter kinderloos. Brieven en inscripties getuigen van Plinius' schenkingen ten gunste van zijn vaderstad Comum.
(II) Werken. Van Plinius' verloren werk verdienen vermelding zijn verzen - hij toont zich trots ook in luchtige trant te kunnen schrijven - en zijn redevoeringen voor het hof der centumviri, waarvan hij er een aantal na zorgvuldige revisie uitgaf. Bewaard is de Panegyricus ad Traianum, zij het in eindeloos gecorrigeerde en uitgewerkte vorm: een boeiend document betreffende de politieke sfeer onder een liberale keizer, overdadig en breedsprakig in zijn lof, maar interessant als 'vorstenspiegel'.
Veel belangrijker echter zijn de negen boeken met
247 brieven, geschreven tussen 97 en 109; maar de
volgorde, chronologisch of niet, is het voorwerp
van veel meningsverschil. Voorbeeld zijn de brieven
van Cicero,
maar het grote verschil is dat Plinius'
brieven voor publicatie bestemd waren en dientengevolge
een veel meer bestudeerde vorm hebben.
Vele ervan zijn zeer onderhoudende causerieën over allerlei onderwerpen uit het sociale en literaire leven. Deze 247 brieven, die overgeleverd zijn in drie handschriftenfamilies, worden gevolgd door een tiende boek, waarvan de tekst op één verloren gegaan handschrift is gebaseerd, met 121 brieven die P. met keizer Traianus wisselde vanuit Bithynië, een unieke documentatie betreffende de bestuurlijke en persoonlijke relaties van een hoge ambtenaar met zijn keizer; het bekendst zijn de brieven die zij schreven over het optreden der christenen.
P. minor is in literair opzicht een vertegenwoordiger
van de door Quintilianus ingezette classicistische
reactie, die echter toch veel van de moderne ontwikkelingen
overnam. Laatantieke epistolografen als
Sidonius Apollinaris volgden hem na; humanisten
als Politianus en Erasmus ondergingen zijn invloed.
Lit. Bibliografische overzichten: R. Hanslik, Forschungsbericht
P. der Jüngere (Anzeiger für die Altertumswissenschaft
8, 1955, 1-18; 17, 1964, 1-16). J. Beaujeu, Pline le Jeune 1955-1960
(Lustrum 6, 1961, 272-303). Uitgaven: editio princeps
van L. Carbo (Venetië 1471). Beste moderne edities: M.
Schuster/R. Hanslik, Plini Caecili Secundi Epistulae et Panegyricus
(Leipzig 1958). S. E. Stout, P., Epistulae (Bloomington
1963). R. A. Mynors, C. Plini Caecili Secundi Epistularum
Libri decem (Oxford 1963). Met franse vertaling: A.-M.
Guillemin, Pline le Jeune, Lettres 1-3 (Paris 1927v). M.
Durry, Pline le Jeune, Lettres, livre X, Panégyrique de Trajan
(ib. 1947). Met engelse vertaling: B. Radice, Pliny the
Younger, Letters and Panegyricus 1-2 (Loeb Class. Libr.,
London 1969). Met uitvoerige inleiding en italiaanse vertaling:
F. Trisoglio, Opere di Plinio Cecilio Secondo 1-2 (Turijn
1973). Duitse vertaling: A. Lambert, P. der Jüngere, Sämtliche
Briefe (Zürich 1969). Commentaren: M. Durry, Pline
le Jeune, Le Panégyrique de Trajan (Paris 1938). A. N.
Sherwin-White, The Letters of Pliny, A historical and social
commentary (Oxford 1966). Index: X. Jacques/J. van Ooteghem,
Tndex de Pline le Jeune (Bruxelles 1965). Studies: M.
Schuster (PRE 21, 439-456). GRL 2, 656-673. - A.-M. Guillemin,
Pline et la vie littéraire de son temps (Paris 1929). M.
Dragicevic, Essai sur le caractère des lettres de Pline le
Jeune (Mostar 1936). S. E. Stout, Scribe and Critic at Work
in Pliny's Letters (Bloomington 1954). L. Vidman, Étude sur
la correspondance de Pline le Jeune avec Trajan (Praag 1960).
H. Buetler, Die geistige Welt des jüngeren P. Studien zur
Thematik seiner Briefe (Diss. Zürich 1967, Heidelberg 1970).
[Leeman]