Conon

Conon (Κόνων), griekse eigennaam.

(1) Conon van Athene (ca. 444-392), in de peloponnesische oorlog van 407 tot 405 commandant van de atheense vloot in de Aegeïsche Zee. In 406 werd hij door de Spartanen in de haven van Mytilene ingesloten en vervolgens na de atheense overwinning bij de Arginusen bevrijd. C. ontkwam aan de vernietiging van de atheense vloot bij Aegospotami (405) en vluchtte met acht schepen naar koning Euagoras van Cyprus. Ca. 400 bood hij de perzische koning zijn diensten aan, die hem in 397 benoemde tot admiraal van de perzische vloot. Als zodanig bracht C. de spartaanse vloot in 394 bij Cnidus een verpletterende nederlaag toe en bezette Cythera. Vervolgens koos hij kwartier in Athene; dromend van een herstel van het attische imperium, herbouwde hij met perzisch geld de lange muren, won de cleruchieën Lemnus, Imbrus en Scyrus terug en sloot met verschillende andere staten verbonden. Toen Sparta in 392 vredesonderhandelingen met Perzië begon, eiste het het ontslag van C. Deze werd inderdaad in Sardes gearresteerd door de perzische satraap, maar wist te ontkomen naar Cyprus, waar hij kort daarop gestorven schijnt te zijn.


Lit. H. Swoboda (PRE 11, 1319-1335). - G. Barbieri, Conone (Rome 1955).


(2) Conon van Samos, wis- en sterrekundige uit het midden van de 3e eeuw vC. Na een reis door de griekse wereld vestigde hij zich in Alexandrië. Daar ontdekte hij een nieuw sterrebeeld, dat hij de 'haarlok van Berenice' noemde (zie s.w. Berenice), Callimachus en Catullus). C. schreef - verloren gegane - tractaten Περὶ ἀστρολογίας en Πρὸς Θρασυδαῖον, het tweede handelend over kegelsneden. Hij was bevriend met Archimedes, die zijn werk hoog schatte en zijn vroegtijdige dood betreurde.


Lit. A. Rehm (PRE 11, 1338).


(3) Conon, mythograaf uit de tijd van keizer Augustus. Van zijn aan koning Archelaüs Philopatris van Cappadocië opgedragen Διεεγεεσεις, een verzameling van vijftig verhalen uit de griekse mythologie, zijn ons de inhoud en enigszins de stijl bekend uit een resumé in de Bibliotheca van Photius (codex 186).


Lit. Uitgaven der fragmenten: F. Jacoby, Die Fragmente der griechischen Historiker 1² (Leiden 1957) no. 26. R. Henry, Photius, Bibliothèque 3 (Paris 1961) 8-39. - E. Martini (PRE 11, 1335-1338). [Nuchelmans]


Lijst van Namen