Cythera (ἡ Κύθηρα, bij Homerus
τὰ Κύθηρα) naam van
een grieks eiland en zijn hoofdstad. Het eiland,
waarvan de grootste afmetingen 30 en 18 km bedragen
(oppervlakte 262 km²), wordt door een zeestraat van
16 km gescheiden van het zuidoostelijk voorgebergte
van de Peloponnesus (kaap Malea, uitloper van de
Parnon-bergrug). Het maakt een sombere indruk:
de rotsen dalen steil in zee, ook de hoogvlakte heeft
weinig vegetatie. De haven van de hoofdstad C.,
hoog gelegen in het zuiden van het eiland, aan de
baai van Kapsali, biedt onvoldoende bescherming;
iets gunstiger was reeds in de oudheid Skandeia
(Ilias K 268) bij het huidige Paleopolis aan de
oostzijde (golf van Avlémona), maar onvoldoende om
het eiland tot een belangrijk knooppunt te maken.
Toch lag C. gunstig als etappe voor de scheepvaart
tussen het oostelijk en westelijk bekken der
Middellandse Zee (zowel in de phenicische als in de
romeinse en zelfs nog in de venetiaanse periode) en
eventueel als basis voor zeerovers.
Tevens was het een geschikte voorpost voor de bezitter
van Cynuria. Het stond dan ook eerst
onder gezag van Argos; omstreeks 600 was het in
handen van Sparta, dat de bewoners als perioik
behandelde. Tijdens de peloponnesische oorlog werd C.
in 424 ingenomen door de atheense generaal
Nicias,
die er een basis van maakte voor raids naar Laconië.
Een soortgelijke situatie deed zich voor tijdens de
corinthische oorlog (tussen 393 en 386).
Bekend was C. om de vangst en verwerking van
purperslakken (vandaar de benaming πορφυροῦσσα),
reeds uitgeoefend door de
Pheniciërs (volgens de
overlevering vestigde zich hier Cytherus, een zo
van Phoenix); van hen komt ook de cultus van
Aphrodite, waarom C. in de oudheid beroemd was
en die zich van hieruit heeft verspreid. Een oud
houten beeld gaf de godin weer in een heel vroege
gestalte, namelijk gewapend. De dorische zuilen van
haar beroemde heiligdom in de stad C. zijn ten dele
nog in een kerk bewaard.
Sinds 1967 vinden op C. weer engelse opgravingen plaats.
Lit. L. Bürchner/O. Maull (PRE 12, 207-217). - R. Leonhardt, Die Insel Kythera (Petermanns Mitteilungen, Erganzungsheft 128, 1899). - Philippson/Kirsten, Die griechischen Landschaften 3, 511-517. - Opgravingsverslagen in Annual British School Athens. J.N. Coldstream/G. L. Huxley edd., Kythera. Excavations and Studies (London 1972). [Te Riele]