Cos (Κῶς), op Rhodus na het grootste eiland van de
Sporaden
(lengte 43 km, breedte 2 à 11 km, oppervlakte
282 km²), is gelegen voor de zuidwestkust van
Klein-Azië, waar het de Sinus Ceramicus of Golf
van Cos afsluit. Het eiland werd door de
Achaeërs en Doriërs gekoloniseerd; vanuit Griekenland
zou ook de cultus van
Asclepius op C. gekomen
zijn. Nadat C. bij Salamis aan perzische zijde
gestreden had, sloot het zich aan bij de
attisch-delische
zeebond (477-412) en was later ook lid van
de tweede zeebond.
Eerst in 366 vC werd door
συνοικισμός de stad Cos gesticht, die lid werd van de
dorische pentapolis. In de hellenistische tijd stond
het eiland voornamelijk onder invloed van de Ptolemaeën,
die het vele gunsten verleenden. Toen was er
ook een dichterschool gevestigd, met als leidende
figuren Philetas,
Theocritus en
Herondas. Ca.
118 vC werd C. als civitas libera bij de provincie
Asia ingelijfd. Onder de Romeinen maakte het opnieuw
een periode van bloei door. Beroemd waren
de fijne, doorzichtige gewaden van C. Het eiland
werd herhaaldelijk door aardbevingen geteisterd,
het hevigst in 412 vC, 142 nC, 469 nC en 554 nC;
in het laatste jaar werd de stad vrijwel volledig
verwoest.
De stad C., gelegen op de noordoostkust, bezat verschillende
heiligdommen, o.a. van Aphrodite Pandemus,
van Heracles en van Dionysus; behalve resten
daarvan zijn ook de grote markt (ca. 150 x 82 m), een
stadion, een gymnasium en een odeon teruggevonden.
Het Asclepieum, dat ca. 4 km buiten de stad
lag en sinds 1902 door de archeologen onderzocht
is, was een centrum van de antieke geneeskunde
(Hippocrates).
Het complex bestond sinds de 3e
eeuw vC uit drie terrassen. Het onderste is een plein,
omgeven door zuilengangen, op het tweede lag de
oudste cultusplaats, de ionische tempel B (4e eeuw),
tenvijl de monumentale dorische tempel (l7 x 33 m,
6 x 11 zuilen) uit de 2e eeuw vC het bovenste, met
cypressen beplante, plateau bekroonde. Dit Asclepieum
wordt door Herondas in zijn vierde mimiambe
levendig beschreven (ca. 270 vC).
Lit. L. Bürchner (PRE 11, 1467-1480). L. Laurenzi (EAA 2, 795-800). - R. Herzog/P. Schuzmann, Kos. 1. Das Asklepieion (Berlin 1932). A. Neppi Modona, L'isola di Coo nell' antichità classica (Bergamo 1933). G. Susini, Nuove scoperte sulla storia di Coo (Bologna 1957). Kirsten/Kraiker, Griechenlandkunde 560-570. - Opgravingsverslagen en andere belangrijke publicaties ook in het tijdschrift Clara Rhodos sinds 1, 1928. S. M. Sherwin-White, Ancient C. An historical study (Göttingen 1978). [J. A. de Waele]