Samos (Σάμος), bergachtig, maar vruchtbaar
eiland voor de westkust van Klein-Azië, gelegen ten
noordwesten van Milete, tegenover kaap Mycale,
waarvan het slechts door een 2 km brede zeestraat
gescheiden is. De grootste lengte
bedraagt ca. 45, de grootste breedte ca. 19 km, de
oppervlakte ca. 470 km²; het hoogste punt ligt
1436 m boven de zeespiegel. De antieke stad S.,
thans Tigáni/Pythagoreion, lag op de zuidoostkust;
de belangrijkste hedendaagse stad, Vathy, ligt op de
noordkust.
S. was reeds in het neolithicum bewoond. In de 11e eeuw vC werd het door Ioniërs uit Griekenland gekoloniseerd. Bij de kolonisatie-activiteiten van de 8e en 7e eeuw vC nam het o.a. deel aan de stichting van Perinthus en Naucratis; ook verwierf het enig gebied op het schiereiland Mycale. De grootste bloei en de grootste uitbreiding van zijn macht bereikte het eiland, dat zijn welvaart ontleende aan scheepsbouw, pottenbakkerijen, wijnbouw en een omvangrijk handelsverkeer, onder het bewind van de tiran Polycrates (538-522). Na diens dood werd het schatplichtig aan Perzië. Het nam deel aan de ionische opstand, maar liet in de zeeslag bij Lade (494) zijn bondgenoten in de steek en streed in de slag bij Salamis (480) aan de zijde van Xerxes. in 477 sloot S. zich aan bij de eerste attische zeebond.
Het behield echter een grote mate van autonomie; in 441 vC ontstond een conflict met Athene, dat eindigde met de verovering door Pericles en de invoering van een democratische regeringsvorm (439). In de peloponnesische oorlog (431-404) bleef het eiland trouw aan Athene; tijdens het bewind van de 400 in Athene (411) was het een toevluchtsoord voor de atheense democraten; in 405 werden de Samiërs beloond met het attische burgerrecht. S. verzette zich lange tijd hevig tegen toetreding tot de tweede attische zeebond, totdat het in 365 vC door de atheense generaal Timotheus veroverd werd; de bewoners werden verdreven en door 2000 attische cleruchen vervangen, die na de dood van Alexander de Grote weer verjaagd werden. In de hellenistische tijd was het eiland achtereenvolgens onderhorig aan Antigonus I, Lysimachus en de Ptolemaeën, voor wie het een belangrijk vlootstation was. In de oorlog tussen Rome en Antiochus de Grote (192-188) koos S. de zijde der Romeinen, waarvoor dezen het bij de vrede van Apamea de vrijheid verleenden. In de romeinse periode werd S. in betekenis overvleugeld door Rhodus. Keizer Augustus bracht op het eiland een deel van de winters 31/30 en 21/20 door.
In een heilig domein ca. 6 km ten westen van de
stad S., nabij de monding van de Imbrasus, bevond
zich een van de belangrijkste griekse cultusplaatsen
van de godin Hera,
het Ἡραῖον. De oudste
tempel, met houten zuilen, werd in de 8e eeuw vC
gebouwd; hij werd in de 7e eeuw door een iets grotere
vervangen, eveneens met houten zuilen. Ca. 550 vC
kwam een kalkstenen ionische dipteros (d.w.z. met
twee rijen zuilen aan alle kanten) tot stand, die met
zijn afmetingen van 51x102 m de grootste tempel
van de toenmalige griekse wereld was. Nadat deze
kort na de voltooiing door brand verwoest was,
maakte Polycrates, deels op de bestaande fundamenten,
een aanvang met de bouw van een nieuw heiligdom.
Deze dipteros van 52 x 109 m gold als een van
de zeven wereldwonderen, maar werd nooit helemaal
voltooid; hij werd in de tweede helft van de
3e eeuw nC verwoest door de Heruli. Voor het
oostelijke front van de tempel stond van oudsher
een altaar, dat na herhaalde malen vernieuwd te zijn
in de 6e eeuw vC uitgebreid werd tot een bouwwerk
van 37 x 17 m.
Het archeologisch onderzoek, dat, begonnen in
1862, hoofdzakelijk verricht is door het Duitse
Archeologisch Instituut (1910-1914, 1925-1939, 1952
tot heden), heeft zich vooral gericht op de stad S. en
het Hera-heiligdom. Van de antieke stad zijn onder
meer grote delen van de ruim 6 km lange omwalling,
van de havendammen en van het theater bewaard
gebleven, alsmede de in 1882 ontdekte, ca.
1 km lange en 1,75 m hoge waterleidingtunnel, die
aangelegd werd door Eupalinus van Megara ten
tijde van Polycrates. De opgravingen in het tempeldomein
hebben, behalve de grondplannen en vele
architectonische resten van de opeenvolgende Heratempels
en een aantal omringende gebouwen, talrijke
wijgeschenken aan het licht gebracht, waaronder
fraaie archaïsche beelden, zoals de z.g. Hera
van S. (in het Louvre) en een beroemde
kore in
Berlijn. Ook veel statuetten van brons en terracotta
getuigen van het hoge artistieke niveau van de samische
sculptuurschool. De meeste bij het archeologisch
onderzoek gevonden kunstvoorwerpen bevinden
zich in de plaatselijke musea van Tigáni en
Vathy.
Beroemde zonen van S. waren, behalve de reeds
genoemde Polycrates,
Aesopus, de wijsgeer
Pythagoras,
de bronsgieters Rhoecus en Theodorus,
die ook de bouwmeesters van de 6e-eeuwse Heratempel
waren, de wis- en sterrenkundige
Conon en
de geschiedschrijver
Duris; aan het hof van Polycrates
verbleven de dichters
Ibycus van Rhegium
en Anacreon van Teos.
Lit. L. Bürchner (PRE 1A, 2162-2218). L. Vlad Borrelli (EAA 6, 1091-1101). Philippson/Kirsten 4, 260-275. Kirsten/Kraiker 540-554. - E. Buschor, Altsamische Standbilder 1-5 (Berlin 1934-1961). O. Reuther, Der Heratempel von S. (Berlin 1957). J. P. Barron, The Silver Coins of S. (London 1966). R. Tölle, Die antike Stadt S. Ein Führer (Mainz 1975). Recente opgravingsverslagen in Archäologischer Anzeiger en Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts, Athenische Abteilung. Diverse monografieën in de door het Duitse Archeologisch Instituut uitgegeven reeks Samos (Bonn; tot 1976 14 delen verschenen). [Nuchelmans]