Pylus (Πύλος), naam van drie plaatsen op of dicht
bij de westkust van de Peloponnesus: P. in
Messenië,
P. in Triphylië en
P. in Elis, aan de oever van de
Peneüs. Over de identiteit van het
'zandige (ἠμαθόεις) P.), dat bij Homerus de
hoofdstad is van het rijk van Neleus en Nestor en dat
volgens de overlevering twee generaties na de val van
Troje tijdens de invasie van de Doriërs verwoest
werd, zodat er in de klassieke tijd geen spoor van
over was, werd reeds in de oudheid gediscussieerd.
Volgens de geograaf Strabo
(1e eeuw vC) kwamen
er drie plaatsen voor in aanmerking:
1. dezelfde plaats waar het messenische P. van de klassieke en hellenistische tijd lag, op de noordwestkaap van de Baai van Navarino;
2. een plaats meer landinwaarts gelegen op een van de uitlopers van het Aegaleon-gebergte;
3. P. in Triphylië, dicht bij het moderne dorp Kakovatos, ca. 20 km ten zuiden van Olympia.
Strabo zelf gaf de voorkeur aan het
triphylische P., en wel op grond van de in de Odyssee
vermelde afstand van Sparta. Strabo's zienswijze
werd in de moderne tijd vrij algemeen gedeeld sinds
in 1909 bij Kakovatos resten van een, overigens
bescheiden, myceens paleis ontdekt waren.
Het paleis, dat grote overeenkomst vertoont met de
myceense en de door Homerus beschreven paleizen,
bestaat uit drie delen.
1. Het centrale hoofdgebouw beslaat een rechthoek
van 50 x 32 m. Door een propylon (E) betrad men een
binnenplaats (D), vanwaar men via een portiek (C) en een
voorhal (B) in de troonzaal (A) kwam; het dak van deze
zaal van 13 x 11 m werd gedragen door vier zuilen
rond de haard. Tegen de oostwand stond de troon;
daarnaast was een geul voor plengoffers. De vloer
bestond uit vierkante tegels met een kleurig dessin;
de wanden waren versierd met levendige fresco's
van o.a. griffioenen, leeuwen en een lierspeler. Aan
weerszijden van de troonzaal en het plein liggen
achter elkaar een aantal vertrekken die te oordelen
naar de gevonden potten en (2853!) drinkbekers als
opslagplaats dienst deden; 33 grote oliekruiken
waren in de twee vertrekken achter de troonzaal
opgeslagen.
In twee kamers naast het poortgebouw
werden ca. 1000 kleitabletten in lineair-B
(-, Grieks) aangetroffen, waarop herhaaldelijk de naam P.
voorkomt. In het zuidoosten van het hoofdgebouw
lagen de privé-vertrekken van de vorst en de vorstin.
Uit de aanzet van trappen kan men tot een bovenverdieping
concluderen, die als opslagruimte werd
gebruikt.
2. Het zuidwestelijke gebouw bestaat uit een rechthoekig complex, waarvan de voornaamste ruimte een door vier zuilen geschraagd staatsievertrek was, waarvoor een grote entreehal (7 x 10 m) lag; deze was gedecoreerd met een fresco van griffioenen. Ook werd deze vleugel als keuken gebruikt; daarop wijzen de vele gevonden kookpotten.
3. In de noordoostelijke vleugel lag misschien een
heiligdommetje met altaar, dat wellicht aan Athene
gewijd was. Daarbij lagen de opslagruimten voor
voorraden en ruwe materialen; in de grootste
vertrekken zijn kleitabletten gevonden waarop van leer
en metalen sprake is. Niet ver hiervandaan lag voorts
het wijnmagazijn (W).
Lit. E. Meyer (PRE 23, 2135-2161). C. W. Blegen/L. Guerrini (EAA 6, 566-570). Kirsten/Kraiker 430-439. - C. W. Blegen/ M. Rawson, A Guide to the Palace of Nestor (Cincinnati 1962). C. W. Blegen/M. Rawson/M. Lang e.a., The Palace of Nestor at Pylos in Western Messenia 1-3 (Princeton 1966-1973; officieel verslag van de opgravingen). M. Lindgren, The People of Pylos. Prosopographical and methodologicat studies in the Pylos archives 1-2 (Uppsala 1973).
Publicaties van de kleitabletten: E. L. Bennett, The Pylos Tablets. Texts of the inscriptions found 1939-1954 (Princeton 1955). C. Gallavotti/A. Sacconi, Inscriptiones Pyliae ad Mycenaeam aetatem pertinentes (Rome 1961). E. L. Bennet/ J.-P. Olivier, The Pylos Tablets Transcribed 1-2 (Rome 1973-1976). [Nuchelmans/J. A. de Waele]