Triphylië (Τριφυλία), grieks landschap op de
westkust van de Peloponnesus, gelegen tussen Elis en
Messenië, in het
noorden begrensd door de
Alpheüs, in het zuiden door de Neda. De
naam bewaart misschien de herinnering aan
het samengaan van drie stammen, maar de antieke
berichten daarover zijn gecompliceerd en niet te
interpreteren. Er zijn aanwijzingen dat het dialect van
T. verschilde van het elisch. Het gebied is van noord
naar zuid ca. 30 km lang, van west naar oost 20 à 25
km breed; het wordt door vele kleine rivieren
doorsneden. Langs de kust, die de Golf van Cyparissia
vormt, liggen in het noorden lagunen, in het zuiden
duinen. Landinwaarts stijgt het Minthi-gebergte tot
een hoogte van ruim 1200 m. Natuurlijke havens
zijn zeer zeldzaam. De voornaamste nederzettingen
in T. waren in de oudheid Chalcis, Samicum (zetel
van de triphylische amphictyonie, met een beroemd
Poseidon-heiligdom), Scillus, Macestus, Lepreüm,
Pyrgus en Pylus (vroeger ten onrechte voor de
residentie van Nestor aangezien).
Identificatie van vele in de overlevering genoemde plaatsen is
hoogst dubieus.
T. was reeds in het 3e millennium vC vrij dicht
bevolkt. In de klassieke tijd was het een omstreden
territorium. In de 5e, 4e en 3e eeuw vC was (een
deel van) T. herhaaldelijk onderhorig aan Elis.
Ca. 400 vC vormden de triphylische poleis een statenbond,
die zich in 369 aansloot bij de arcadische
bond. In 245 vC hielpen de Aetoliërs
Elis zich van
T. meester te maken. In 219 vC veroverde de
macedonische koning Philippus V
het land, dat hij in
199 aan de achaeïsche bond
overdroeg. Na de verovering door de Romeinen (146 vC) werd het
weer bij Elis gevoegd.
Lit. F. Bölte (PRE 7A, 186-211). Philippson/Kirsten 3, 349-370. F. Bölte, Triphylien bei Strabon. Eine Quellenuntersuchung (Rheinisches Museum 87, 1938, 142-160). E. Meyer, Neue peloponnesische Wanderungen (Bern 1957) 22-79. F. Kiechle, Das Verhaltnis von Elis, Triphylien und der Pisatis im Spiegel der Dialektunterschiede (Rheinisches Museum 103, 1960, 336-366). [te Riele]