Achaia

Achaia (Ἀχαΐα; bewoners Ἀχαιοί). De naam A., die in de tijd vóór de dorische invasie in gebruik schijnt te zijn geweest voor geheel Griekenland (Achaeers 1), werd daarna gedragen door:

kaart(1) Achaia een bergachtige, door talrijke rivierdalen doorsneden landstreek aan de noordkust van de Peloponnesus, begrensd door Sicyon, Arcadië, Elis en de Corinthische Golf (grootste lengte 110 km, grootste breedte 40 km, totale oppervlakte ca. 2335 km²). De hoogste bergtoppen zijn die van de Cyllene (2375 m) en de Erymanthus (2225 m). De dalen zijn zeer geschikt voor wijnbouw. Reeds vroeg behartigden de steden van Achaea een aantal van hun gemeenschappelijke belangen in een dodekapolis (Twaalf-Steden), waartoe in de 5e eeuw vC behoorden: Pellene, Aegira, Aegae, Bura, Helice, Aegium, Rhypes, Patrae, Pharae, Olenus, Dyme, Tritaea, later ook Cerynea, Leontium en andere. Een belangrijk religieus centrum was het heiligdom van Poseidon Heliconius, te Helice, welke stad in 373 vC ten gevolge van een aardbeving in zee verdween. Tussen 720 en 670 zonden de bewoners van A. kolonisten naar Sybaris, Croton, Metapontum en Caulonia in Zuid-Italië (Kolonisatie). In de perzische en vele andere oorlogen bleef A. neutraal. Op het eind van de 5e en in de 4e eeuw bevond het zich dikwijls in de invloedssfeer van Sparta. De gemeenschappelijke belangenbehartiging van de steden nam steeds meer het karakter van een bond aan, die in 324 vC bij de bezetting van A. door Demetrius Poliorcetus ontbonden werd. De 281/280 vanuit A. ontstane Achaeïsche bond vormde van 251 tot 146 de belangrijkste politieke macht in Griekenland.


Lit. Pausanias, Beschrijving van Griekenland, 7, 17, 5-27, 12. A. Philippson/E. Kirsten, Die griechischen Landschaften 3 (Frankfurt a. M. 1959) 155-199. J. K. Anderson, A Topographical and Historical Study of Achaea (ABSA 49, 1954, 72-92). T.J. Papadopoulos, Mycenaean A. 1-2 (Göteborg 1979).


(2) Achaia Phthiotis (Achaia Phthiotis), het zuidoostelijk deel van Thessalië, omvattend het Othrys-gebergte en de vruchtbare vlakte langs de golf van Pagasae. De bewoners waren zelden of nooit onafhankelijk; ze golden als perioeken van het eigenlijke Thessalië. In 364 vC van het thessalische juk bevrijd, werden ze gedwongen zich aan te sluiten bij de boeotische bond, in 352 werden ze onderdanen van Macedonië. Of men in A. Phthiotis het homerische Phthia, het vorstelijke gebied van Peleus en Achilles, moet zoeken, is zeer de vraag.


Lit. F. Stählin, Das hellenische Thessalien (Stuttgart 1924) 135-144; 150-191. A. Philippson/E. Kirsten, Die griechischen Landschaften 1 (Frankfurt a. M. 1950-1952) 262-271.


(3) De romeinse provincie Achaia. Na de vernietiging van de achaeïsche bond en de verwoesting van Corinthe (146 vC) stelden de Romeinen Zuid- en Midden-Griekenland onder het gezag van de stadhouder van Macedonië. Een zelfstandige (senatoriale) provincie A. werd eerst opgericht in 27 vC. Zij omvatte de Peloponnesus, Midden-Griekenland en tot in de 2e eeuw nC ook Thessalië en Epirus. Van 15 tot 44 nC was het bestuur over A. aan de senaat onttrokken; A., Macedonië en Moesië stonden toen gezamenlijk onder een keizerlijke legaat.


Lit. J. A. O. Larsen, Roman Greece (An Economic Survey of Ancient Rome, ed. by T. Frank, 4, Baltimore 1938, 436-496). E. Groag, Die römischen Reichsbeamten von Achaia bis auf Diokletian (Wenen 1939). S. Accame, Il dominio romano in Grecia dalla guerra acaica ad Augusto (Rome 1946). [Nuchelmans]


(4) Paulus bezocht dit A. op zijn tweede (Hand 17, 16-18,18) en derde reis (19,21). In de tussentijd werd A. bezocht door Apollos (18,27). In de aangelegenheid van de collecte wordt A. als voorbeeld geprezen (2 Cor 9,2). Bijbelse personen uit A. afkomstig zijn de gezinsleden van Stephanas, de 'eersteling van A.' (1 Cor 16,15; vgl. 2 Cor ll,lO; 1 Th 1,7v). [v. d. Born]


Kaart