Kolonisatie

Met betrekking tot de grieks-romeinse oudheid vindt men de term k. gebruikt voor een vijftal sterk verschillende volksplantingsactiviteiten:

I. De expansie van de Grieken die zich in het tweede millennium vC in Griekenland gevestigd hadden, over Kreta, Cyprus, de eilanden van de Aegeïsche Zee en de westkust van Klein-Azië (ca. 1150-ca. 950 vC).

II. De georganiseerde vestiging van Grieken uit Hellas in nieuwe nederzettingen op de noordkust van de Aegeïsche Zee, langs de kusten van de Zwarte Zee, op Sicilië, in Zuid-Italië, Acarnanië, Epirus, Illyrië, Noord-Afrika, Zuid-Frankrijk en Spanje (tussen ca. 750 en ca. 550 vC).

kaart

III. De stichting van militaire kolonies door Athene tussen 510 en 416 vC.

IV. De stichting van griekse steden in Klein-Azië, Egypte en het Nabije Oosten in de hellenistische tijd (320 tot ca. 150 vC).

V. De vestiging van romeinse burgers in door Rome onderworpen gebieden.

(I) Voor de hoofdlijnen van de ingrijpende migraties die zich tussen ca. 1150 en 950 vC rond de Aegeïsche Zee voltrokken hebben - van kolonisatie in de gebruikeiijke zin van het woord is daarbij nauwelijks sprake - zij verwezen naar de trefwoorden Aeoliërs, Aeolis, Doriërs en Ioniërs.

(II) De grote kolonisatieperiode van de Grieken viel tussen ca. 750 en ca. 550 vC. Contemporaine geschreven bronnen ontbreken vrijwel geheel; de gegevens bij Herodotus en Thucydides en zelfs de notities bij veel latere auteurs als Scymnus, Strabo en Eusebius worden echter niet zelden bevestigd door het archeologisch onderzoek, dat vooral in Zuid-Italië en op Sicilië interessante resultaten heeft behaald.

De hoofdoorzaken van deze k.beweging waren, zeker in de eerste fase, overbevolking en gebrek aan bouwland in het griekse moederland; in elk geval blijken de oudste kolonies een ovenvegend agrarisch karakter te hebben gehad. Zuivere handelskolonies waren vóór de 6e eeuw vC zeldzaam; wel namen in de loop van de 7e eeuw, mede onder invloed van de opkomende geld-economie, handel en nijverheid in de meeste kolonies toe. Een enkele maal gaven ook interne politieke twisten in de moederstad aanleiding tot emigratie. Tot de uitzending van een kolonie (ἀποικία) werd gewoonlijk besloten door de burgers van de moederstad (μητρόπολις), die de kolonisten en hun leider (οἰκιστής) aanwezen. De οἰκιστής organiseerde na raadpleging van het delphische orakel de expeditie, koos de plaats van de stichting uit en verdeelde het nieuwe land; na zijn dood werd hij meestal als een heros vereerd. Dikwijls werd de eerste zending kolonisten na kortere of langere tijd door versterkingen uit de moederstad gevolgd.

De kolonie vormde een nieuwe polis, die politiek onafhankelijk was van haar moederstad. Beide bleven echter nauw met elkaar verbonden door hun gemeenschappelijke taal, religieuze en andere instituties, en het lag voor de hand dat tussen kolonie en moederstad bijzondere commerciële en politieke contacten bleven bestaan. De inheemse bevolking, in wier gebied de nieuwe stichtingen een soort enclaves vormden, werd verdreven of onderworpen, maar op den duur ontstond op vele plaatsen ook een vreedzame vorm van coëxistentie of samenwerking. Talloze problemen m.b.t. de archaïsche griekse k. wachten nog op een oplossing, vele zullen waarschijnlijk nooit opgelost kunnen worden. Hieronder volgt een beknopt overzicht van kolonies en moedersteden, gerangschikt naar de voornaamste k.gebieden. Voor enkele nadere gegevens over stichting en latere geschiedenis van de belangrijkste kolonies zij verwezen naar de betreffende trefwoorden.

1. Chalcidice. Hier stichtten tussen 750 en 650 de euboeïsche steden Chalcis en Eretria niet minder dan 30 kolonies (o.a. Torone, Methone en Mende), ca. 650 het eiland Andrus de kolonies Acanthus en Stagirus, ca. 600 Corinthe Potidaea; in 480/479 werd vanuit Torone weer Olynthus gesticht.

2. Kusten van Thracië en Propontis. Hier stichtte Megara op het eind van de 8e eeuw Astacus, in de 7e eeuw Selymbria, Chalcedon en Byzantium; Milete zond in de Se eeuw kolonies naar Parium, in de 7e eeuw naar Cyzicus, Abydus, Cardia en Proconnesus; Parus koloniseerde in de eerste helft van de 7e eeuw Thasus, Phocaea ca. 650 Lampsacus, Samos ca. 600 Perinthus.

3. De meeste kolonies op de kusten van de Zwarte Zee waren stichtingen van Milete (sinds ca. 650), o.a. Sinope, Trapezus, Amisus, Olbia, Istria, Apollonia Pontica, Tomi, Phasis, Tanais, Panticapaeum, Theodosia en Chersonesus (de laatste drie op de taurische Chersonesus). In de 6e eeuw werd Heraclea Pontica gesticht door Megara en Mesembria door Chalcedon.

4. Sicilië. Rond het midden van de 8e eeuw stichtten loniërs uit Chalcis en van het eiland Naxus op Sicilië een nieuw Naxus, in 733 de Corinthiërs Syraçuse, in 728 de Megarenzers Megara Hyblaea; vanuit het sicilische Naxus werden ca. 730 Leontini en Catana bevolkt. Cyme en Chalcis samen koloniseerden nog in de 8e eeuw Zancle, Doriërs van Kreta en Rhodus ca. 690 Gela, Syracuse ca. 664 Acrae en ca. 600 Camarina, Megara Hyblaea ca. 650 Selinus, Zancle ca. 650 Himera, Gela ca. 580 Acragas, Cnidus en Rhodus ca. 580 Lipara op de Aeolische eilanden.

5. Zuid-Italië. Ca. 750 vestigden kolonisten uit Chalcis en Eretria zich op Aenaria (Pithecussae) in de Golf van Napels en stichtten Cumae op de kust van Campanië. In de tweede helft van de 8e eeuw stichtten Achaeërs van de Peloponnesus Sybaris en Croton, Zancle samen met Chalcis Rhegium, Sparta Tarente. In de 7e eeuw koloniseerde Sybaris Metapontum en Posidonia, Croton Caulonia, Locriërs Locri Epizephyrii, Colophon Siris, Cumae Neapolis. Na de slag bij Alalia (ca. 540) stichtte Phocaea Elea. Uit de 5e eeuw dateren de panhelleense kolonie Thurii (444/443) en Heraclea in Lucanië (432 door Tarente).

6. Acarnanië, Epirus en Iliyrië. Ca. 734 zond Corinthe een kolonie naar Corcyra, dat in de 7e eeuw alleen of samen met zijn moederstad in Acarnanië Leucas en Anactorium, in Epirus Ambracia, in Illyrië Epidamnus en Apollonia stichtte. Hierdoor ontstond op de oostkust van de Ionische Zee een sterk corinthisch machtsgebied, waarvan het beeld in menig opzicht van andere k.gebieden afwijkt.

7. Noord-Afrika. Ca. 630 zond het dorische eiland Thera een kolonie naar Cyrene, dat op zijn beurt ca. 550 Barca en Apollonia, ca. 500 Euhesperidae stichtte. In Egypte mochten de Milesiërs ca. 650 de stapelplaats Naucratis vestigen, die spoedig tot een belangrijke handelshaven uitgroeide, waar ook andere griekse poleis concessies verwierven.

8. Zuid-Frankrijk en Spanje. Phocaea stichtte ca. 600 vC Massalia, dat op zijn beurt in de 6e eeuw kolonies zond naar vele plaatsen op de oostkust van Spanje en de zuidkust van Frankrijk, o.a. Emporiae, Rhode, Agathe, Antipolis en Nicaea.

(III) De typisch attische vorm van k. waarbij attische burgers als een soort bezettende macht naar onderworpen gebied werden gezonden en daar stukken staatsland in erfpacht ontvingen, heette cleruchie.

(IV) Het voorbeeld van Alexander de Grote volgend, stichtten de koningen van de hellenistische rijken tussen 320 en 150 vC in Klein-Azië, Europa, Egypte, Syrië, Mesopotamië, Medië, Perzië en Bactrië vele tientallen nederzettingen, die bevolkt werden met macedonische en griekse garnizoenen en veteranen, bij wie zich spoedig griekse en inheemse handelaars en ambachtslieden voegden; tienduizenden hebben in deze periode het griekse moederland verlaten en ver van huis een nieuwe woonplaats gevonden. Buiten Egypte werden de meeste van deze volksplantingen, die dikwijls ook door reorganisatie van bestaande steden en dorpen tot stand kwamen en bij voorkeur naar de stichtende vorst of diens echtgenote werden genoemd, georganiseerd als griekse poleis; ze bezaten echter maar een beperkt zelfbestuur, waren belastingplichtig en onderworpen aan het gezag van de provinciale gouverneurs of speciale koninklijke stadhouders; in Egypte kregen de nieuwe nederzettingen, behalve Alexandrië en Ptolemais, slechts de status van κῶμαι, de kleinste eenheden in het ptolemaeïsche bestuursbestel.

De hellenistische kolonies dienden niet alleen militaire en - met groot succes - economische belangen, ze zijn ook de uitstralingshaarden geweest bij de verbreiding van de griekse cultuur in het Oosten: het grieks was er de officiële taal en brede lagen van de inheemse bevolking maakten er op een of andere wijze kennis met de voortbrengselen van de griekse geest (gymnasium). Vele zijn tot in de late oudheid belangrijke culturele centra gebleven. Alexandrië, Antigonea (1, 2, 3), Antiochië, Apamea (1, 2, 3), Arsinoë, Attalia, Berenice (1, 2), Damascus, Demetrias, Dura-Europos, Gadara, Laodicea, Nicaea, Nicomedia, Ptolemais, Seleucia (1,2), Stratonicea.

(V) De Romeinen stichtten vanaf ca. 350 vC kolonies in Italië en vanaf 122 vC in de provincies. Tot in de 2e eeuw vC dienden deze nederzettingen hoofdzakelijk ter pacificatie of beveiliging van pas veroverde gebieden, later vooral tot leniging van sociale nood onder proletariërs of veteranen. (Zie Colonia).


Lit. Ad II: J. Bérard, La colonisation grecque de l'Italie méridionale et de la Sicile dans l'Antiquité. L'histoire et la Iégende (Paris 1941, ²1957). T. J. Dunbabin, The Western Greeks (Oxford 1948). A. Garcia Bellido, Hispania Graeca (Barcelona 1948). C. Roebuck, Ionian Trade and Colonization (New York 1959). J. Bérard, L'expansion et la colonisation grecques jusqu'aux guerres médiques (Paris 1960). H. Schaefer, Eigenart und Wesenszuge der griechischen Kolonisation (Heidelberger Jahrbücher 4, 1960, 77-93). A. G. Woodhead, The Greeks in the West (London 1962). J. Seibert, Metropolis und Apoikie (Diss. Würzburg 1963). C. Danoff (PRE, Suppl. 9, 1962, 866-1175 s.v. Pontos Euxeinos). J. Boardman, The Greeks Overseas (Pelican Book, Harmondsworth 1964: nederlandse vertaling Kooplieden, soldaten, geleerden, Aula-boek 301, Utrecht/Antwerpen 1967). A. J. Graham, Colony and Mother City in Ancient Greece (Manchester 1964). H. Wallinga, De griekse kolonisatie in Zuid-Italië en Sicilië (Rede Utrecht, Groningen 1965). F Benoît, Recherches sur l'hellénisation du Midi de la Gaule (Publications des Annales de la Faculté des Lettres et Sciences Humaines d'Aix-en-Provence, N.S. 43, Gap 1965). G. L. Huxley, The Early Ionians (London 1966). Incontro di Studi sugli Inizi della Colonizzazione Greca in Occidente, Napolil Ischia 1968 (Dialoghi di Archeologia 3, 1969, 3-234). A. J. Graham, Patterns in Early Greek Colonization (JHS 91, 1971, 3547).

Ad IV: V. S. Tscherikower, Die hellenistischen Städtegründungen (Philologus, Suppl. Band 19, 1, 1927). M. Rostovtzeff, The Social and Economic History of the Hellenistic World 1-3 (Oxford 1941). W. W. Tarn, The Greeks in India and Bactriaz (Cambridge 1955). [Nuchelmans]


Register