Doriërs (Δωριεῖς), naam van de laatste griekse stam
die vanuit het noorden het griekse schiereiland binnendrong
(tussen ca. 1150 en 1000 vC; onder druk van de zuidwaarts trekkende
Illyriërs?). Deze vestigde
zich, ten koste van en zich vermengend met de
daar reeds wonende Grieken, in Elis,
Achaia,
Messenië,
Laconië,
Argolis,
Corinthe,
Megara en
Aegina,
om vervolgens de zee over te steken en ook de eilanden
Kreta,
Melus,
Thera,
Cos en
Rhodus te bezetten,
benevens een klein gebied op de zuidwestpunt van
Klein-Azië (Doris). In de griekse
overlevering vinden we deze z.g. dorische invasie
weerspiegeld in de verhalen over de terugkeer der
Heracliden:
dezen zouden vanuit het kleine landschap
Doris via Delphi naar Naupactus zijn
getrokken en vandaar overgestoken naar de Peloponnesus. (zie ook Aegimius)
Vanaf de 8e eeuw vC vestigden D. zich ook in
talrijke volksplantingen op Sicilië en in Zuid-Italië,
en in Cyrene.
Over de samenhang tussen de dorische invasie en het einde der myceense cultuur wordt door de geleerden verschillend geoordeeld: sommige, zoals Busolt en Meyer, zijn van mening dat de D. de centra der myceense beschaving hebben verwoest en bezet; andere, zoals Schachermeyr en Milojcic, komen tot de conclusie dat de verwoesting is geschied door raids van de z.g. Zeevolken, waarna de D. in verscheidene golven een deel van de geplunderde gebieden in bezit genomen zouden hebben.
De D. verschilden aanmerkelijk van de overige griekse
stammen: ze waren krijgshaftiger, leefden soberder,
voelden meer voor een strenge politieke organisatie,
maar waren minder gevoelig voor kunst en
wetenschap. De dorische volksaard wordt het zuiverst
vertegenwoordigd door de bevolking van
Sparta.
Lit. J. Miller (PRE 5, 1551-1558). - F. Miltner, Die dorische Wanderung (KLio 27, 1934, 54-68). T. Skeat, The Dorians in Archaeology (1934). A. Milojcic, Die dorische Wanderung im Lichte der vorgeschichtlichen Funde (Archäologischer Anzeiger 1948/1949, 1236). E. Will, Doriens et Ioniens (Publ. Fac. Lettres Univ. Strasbourg 132, Paris 1956). V. R. d'A. Desborough, The Last Mycenaeans and their Successors (Oxford 1964). [Nuchelmans]