Thera (Θῆρα), vulkanisch eiland in de Aegeïsche
Zee, het meest zuidelijke van de
Cycladen, het
tegenwoordige Santorini. Omstreeks
1500 vC ontplofte de vulkaankegel en bleven de
resten van een halvemaanvormige krater van ca. 10 km
doorsnee over. (klik hier voor uitleg); een groot gedeelte van het eiland en
van de hier gevestigde minoïsche beschaving
verging. Dit zou volgens sommigen de beschaving van
Atlantis geweest zijn, waarvan
Solon van de
priesters in Egypte hoorde (vgl. Plato, Timaeus 24E-25D
en Critias 108; 113-121). De kracht van de explosie
is wel vergeleken met die van de uitbarsting
van de Krakatau in 1883, die echter nog niet een
derde van de verwoestingskracht schijnt te hebben
gehad. Bij het dorp Akrotiri, aan de zuidpunt van
het eiland, zijn sedert 1967 door Sp. Marinatos en,
na diens dood (1974), onder leiding van Chr. Doumas
uiterst belangrijke opgravingen ondernomen,
waarbij een complex van een tiental huizen is blootgelegd.
Grote gedeelten van de woningen met bovenverdieping
vol huisraad en unieke schilderingen
hebben onze kennis van de minoïsche beschaving
op ongekende wijze verrijkt. Vooral de fresco's (een
lentelandschap, twee boksende jongens, antilopen,
een visser, vrouwen en een ca. 6 m lange miniatuurschildering
met een Nijllandschap en plundertochten) zijn
door hun conserveringstoestand en door
hun levendige weergave uniek.
De oorspronkelijke opvatting van Marinatos dat de paleizen van Kreta door de uitbarsting van T. zijn verwoest is onhoudbaar, omdat deze gebeurtenis zich een generatie later, ca. 1450 vC, moet hebben voltrokken.
Aan het begin van het eerste millennium vC werd T., nadat het lange tijd onbewoond was geweest, door dorische Grieken uit Laconië gekoloniseerd. Vanuit T. werd later, ca. 630 vC, een groep kolonisten uitgezonden, die in Noord-Afrika de volksplanting Cyrene stichtten. De gelijknamige stad T. lag aan de oostkust op een 370 m hoge langgerekte heuvel. In de tijd der Ptolemaeën (300-145) was er een vlootbasis gevestigd. Het merendeel van de resten welke van 1895 tot 1903 door Hiller von Gärtringen werden onderzocht, dateert uit deze periode.
De agora had meer een religieuze dan een commerciële betekenis; zij lag aan de heilige weg die midden door de stad liep. Dicht bij de agora lag het theater en het heiligdom van de egyptische goden. Aan de zuidrand van de stad lag de tempel van Apollo Karneios en misschien ook het heroön van de stichter Theras. Hier bevond zich ook het gymnasium met de vroeg-archaïsche rotsinscripties, die van homoerotische relaties getuigen.
In het kleine museum van de hoofdstad T. zijn de
vondsten uit de graven e.d. bijeengebracht.
Lit. P. Wilski/F. von Hiller (PRE 5A, 2260-2302). L. Vlad Borrelli (EAA 7, 821-823). Kirsten/Kraiker 524-530. - F. Hiller von Gärtringen, T., Untersuchungen und Ausgrabungen in den Jahren 1895 1898 1-4 (Berlin 1899-1909). Z. Durazzo-Morosini, Santorin (ib. 1936). L. Knidlberger, Santorin, Insel zwischen Traum und Tag (München 1965). J. V. Luce, The End of Atlantis (London 1969). S. Marinatos, Excavations at T. 1-7 (Athene 1968-1976). Id., Kreta, T. und das mykenische Hellas (München ²1973, ³1976). L. Pomerance, The Final Collapse of Santorini (Thera), 1400 B.C. or 1200 B.C.? (Göteborg 1970). J. Bowman, Guide to Santorini (Athene 1974). C. Doumas ed., T. and the Aegean World 1-2 (London 1978- 1980). Id., Santorini, The prehistoric city of Akroteri (Athene 1979 W.-D. Niemeier, Die Katastrophe von T. und die spät-minoische Chronologie (Jahrbuch des Deutschen Archäologischen Instituts 95, 1980, 1-76). H. Pichler/W. Schiering, Der spätbronze zeitliche Ausbruch des T.-Vulkans und seine Auswirkungen auf Kreta (Archäologischer Anzeiger 1980, 137). C. Doumas, T., Pompeii of the Ancient Aegean (London 1982). [J. A. de Waele]