Cycladen (Κυκλάδες νῆσοι), verzamelnaam van een
groep eilanden en eilandjes in de Aegeïsche Zee,
volgens de traditie zo genoemd omdat ze in een kring
(κύκλῳ) rond Delus lagen, in tegenstelling tot de
buiten deze kring gelegen noordelijke en zuidelijke
Sporaden. De belangrijkste C.
zijn Delus,
Andrus, Tenus,
Myconus, Ceos,
Cythnus, Seriphus,
Siphnus,
Syrus,
Parus,
Naxus en Melus.
De eilanden ten zuiden en ten zuidoosten van de lijn Melus-Naxus, zoals Sicinus, Ius en Amorgus, worden thans tot de C., maar werden vroeger meestal tot de Sporaden gerekend. De C. zijn in geologisch opzicht een voortzetting van Attica en Euboea; ze bevorderden, zeker in de oudste tijden, de ontwikkeling van de scheepvaart ter zee. Het hoogste punt van de groep ligt op Naxus (1003 m).
In het 3e en 2e millennium vC waren de C. dicht bewoond (door z.g. Cariërs?).
De eigen cultuur van de eilandengroep in die tijd wordt onderscheiden in drie perioden: vroeg- (ca. 2600-ca. 1800), midden(ca. 1800-ca. 1550) en laat-cycladisch (ca. 1550ca. 1100). De eerste periode wordt gekenmerkt door de vondst van talrijke spekstenen en marmeren idolen (dikwijls in vioolvorm) en van typische 'cycladische schalen', waarvan de bestemming niet duidelijk is; beroemd zijn de ook uit deze tijd daterende 'harpist' en 'fluitist' in het Nationaal Museum van Athene; in de tweede periode is sterke invloed van de kretenzische kunst waarneembaar, die sinds het midden der derde periode weer afneemt ten gunste van continentale invloeden.
Sinds ca. 1000 vC werden de C., behalve Melus dat
dorisch werd, bewoond door van het vasteland gekomen
Ioniërs. Tussen de 8e en 6e eeuw vC stonden
sommige eilanden tijdelijk onder het gezag van
Eretria,
Athene of
Samos. Na de perzische oorlogen
maakten de C. deel uit van de eerste, in de 4e eeuw
van de tweede attische zeebond. In de 3e eeuw
vormden ze een eilandenbond (Νησιῶται), die nu
eens aan de zijde van Egypte dan weer aan die van
Macedonië stond.
Lit. L. Bürchner/O. Maull (PRE 11, 2308-2320). S. Puglisi/ L. Rocchetti (EAA 2, 581-587). P. Pelagatti (EAA 2, 587-592). - Philippson/Kirsten, Die griechischen Landschaften 4, 61-209. - W. König, Der Bund der Nesioten (Diss. Halle 1910). A. Guggenmos, Die Geschichte des Nesiotenbundes bis zur Mitte des 3. Jh. v. Chr. (Diss. Würzburg 1929). K. Scholes, The Cyclades in the Later Bronze Age (ABSA 51, 1956, 940). C. Zervos, L'art des Cyclades (Paris 1957). P. Bocci, Ricerche sulla ceramica cicladica (Rome 1962). [Nuchelmans]