Carië

kaartCarië (Καρία) landstreek in het zuidwesten van Klein-Azië. De zee dringt op vele plaatsen diep in het land door, dat over het algemeen zeer bergachtig is; de voornaamste vlakten zijn die van de Marsyas en de Harpasus, zuidelijke zijrivieren van de Maeander. Carië wordt in het noorden begrensd door de Maeander, in het zuidoosten vormt de Indus de grens met Lycië. De voornaamste steden waren Mylasa, Halicarnassus en Cnidus, en meer in het binnenland Alabanda, Antiochië, Aphrodisias en Stratonicea.

Omstreden is of de Cariërs deel uitmaakten van de indo-europese stam. Homerus noemt ze (Ilias 2, 867) barbarophoonoi (Carisch), Herodotus (1, 171) laat ze van de eilanden komen, doch de Cariërs zelf noemden zich autochtoon. Tegen de invallende Doriërs verdedigden de bewoners zich, behalve die van Cnidus en Halicarnassus, waar dorische nederzettingen werden gevestigd. In de 7e eeuw kwam het land onder de Lydiërs, na 545 werd het een perzische satrapie. De meeste steden namen deel aan de ionische opstand, maar werden na Lade (494) weer onderworpen. Bij Salamis streed de carische vorstin Artemisia aan perzische zijde, doch na 478 traden enkele steden tot de attische zeebond toe.

Na 395 verenigde Hecatomnus, vorst van Mylasa, Carië onder zijn bestuur. De bekendste onder zijn opvolgers was Mausolus (377-353). Nadat Alexander de Grote het land had veroverd, vertrouwde deze het bestuur toe aan Mausolus' zuster Ada.

In de 3e eeuw vC was C. omstreden gebied tussen de Seleuciden en de Ptolemaeën. In 188 werd het verdeeld en kwam gedeeltelijk bij Pergamum, gedeeltelijk bij Rhodus (tot 167). Vanaf 129 vC maakte C. deel uit van de romeinse provincie Asia.


Lit. L. Bürchner (PRE 10, 1940-1947). - L. et J. Robert La Carie. Histoire et géographie historique, avec le recueil des inscriptions antiques 1-2 (Paris 1954v). A. Laumonier, Les cultes indigenes en Carie (ib. 1958). [J. A. de Waele]


Kaart