Halicarnassus (Ἁλικαρνασσός), havenstad in
Cane, prachtig gelegen op de noordkust van de Golf
van Cos; thans Budrum.
Oorspronkelijk door Cariërs
bewoond, werd de stad
vanuit de Argolis gekoloniseerd; sindsdien had ze
een gemengde bevolking van carische, dorische en
ionische elementen. Als lid van de dorische
hexapolis werd H. eerst door
Croesus, ca. 545 vC
door Cyrus ingenomen. Met onderbrekingen - bv.
van 468 tot ca. 405, toen het lid was van de
attische
zeebond - bleef het onder perzisch gezag. Ca. 390
vC vertrouwde de perzische koning het bestuur van
Carië toe aan de familie der Hecatomniden uit
Mylasa, die H.
tot hun residentie maakte. Voor de
verdere geschiedenis zie Carië.
De stad, die o.a. door Vitruvius (2,8,10-15) beschreven
wordt, lag als de cavea van een theater waaiervormig
op terrassen rond een baai. Bij de haven
bevond zich de agora; van de in antieke bronnen
genoemde tempels zijn enkele door opgravingen
bekend, o.a. die van Ares.
Midden in de stad verhief
zich het Mausoleum,
dat door koningin
Artemisia
tussen 353 en 351 vC werd gebouwd om de
nagedachtenis van haar voorganger, haar broer en
gemaal Mausolus,
te eren; misschien
werd het eerst door Ada,
een andere zuster van Mausolus, ca. 330 vC voltooid. De bouwmeesters
waren Pytheus en Satyrus. Op een fundament van
enkele trappen lag de rechthoekige onderbouw (ca.
33 x 39 m), waarin de grafkamer was aangelegd;
daarboven bevond zich een cella, omgeven door een
kolonnade van 36 (9 x 11) ionische zuilen.
Het dak werd gevormd door een afgeknotte piramide, waarop een vierspan stond. De twee friezen rond de onderbouw, die een amazonomachie en een centauromachie uitbeeldden, zouden door Bryaxis (noordzijde), Leochares (westzijde), Timotheus (zuidzijde) en Scopas (oostzijde) vervaardigd zijn; slechts aan laatstgenoemde worden bijna eenstemmig enige teruggevonden platen toegeschreven, die thans in het British Museum zijn; daar bevinden zich ook twee standbeelden, die wellicht Mausolus en Artemisia weergeven.
Het 50 m hoge monument, dat tot
de zeven wereldwonderen werd gerekend en waarnaar
sinds de romeinse tijd alle praalgraven worden
genoemd, werd door aardbevingen verwoest en ten
dele verwerkt in de plaatselijke Johannieterburcht.
De opgravingen van C. Newton (1856v) gaven aanleiding
tot vele reconctructiepogingen.
Uit H. was de griekse geschiedschrijver
Herodotus geboortig.
Lit. L. Bürchner (PRE 7, 2253-2264). L. Rocchetti (EAA 1, 251-253). H. Riemann (PRE 24, 372-459 s.v. Pytheos). L. Vlad Borrelli (EAA 4, 934-936). - J. van Breen, Het reconstructieplan voor het Mausoleum te H. (Amsterdam 1942). G. Bean/ J. Cook, The H. Peninsula (ABSA 50, 1955, 85-108). K. Jeppesen, Paradeigmata. Three Midforth Century Mainworks of Hellenistic Architecture Reconsidered (Aarhus 1958). [J. A. de Waele]