Argolis (Ἀργολίς), in engere zin naam van het gebied
- door Homerus Ἄργος, in de latere Oudheid gewoonlijk
Ἀργεία genoemd - rond de peloponnesische
stad Argos, bij uitbreiding van het gehele
noordoostelijke landschap van de Peloponnesus.
Argolis in ruimere zin, ten
westen begrensd door Arcadië,
ten noorden door de
stadsgebieden van Phlius,
Sicyon
en Corinthe, ten
oosten door de Saronische Golf, ten zuiden door
de Argolische Golf en Cynuria, wordt door een
bergrug (toppen tot ca. 1200 m) verdeeld in een
westelijke en een oostelijke helft: de eerste bestaat
uit de vlakte van Argos met de omringende berghellingen
(ca. 30 x 40 km) en telde in de Oudheid
de steden Argos,
Cleonae,
Mycene,
Tiryns,
Nauplia en
Asine; de tweede omvat de bergachtige,
vrijwel onbegroeide landtong Acte met de antieke
steden Epidaurus,
Troezen en
Hermione. Tussen
beide delen van de Argolis bestond ook in de Oudheid
slechts één behoorlijke verbinding over land,
de 40 km lange bergweg van Nauplia naar Epidaurus.
Ook Arcadië,
Laconië
zijn vanuit de Argolis betrekkelijk
moeilijk te bereiken. Met uitzondering
van het zuidelijke deel van de vlakte rond Argos is
de Argolis een dor en onvruchtbaar gebied (Homerus
spreekt - naast Ἄργος ἱππόβοτον, het paardenfokkende
Argolis - van πολυδίψιον Ἄργος, het dorstige Argolis).
Reeds in het neolithicum hier en daar bewoond, was
de Argolis in het bronzen tijdperk de dichtst bevolkte
en belangrijkste streek van Hellas, hetgeen zich ook
weerspiegelt in de belangrijke rol die zij speelt in de
griekse sagen. De oudste griekse bewoners werden
door de Doriërs
verdreven of onderworpen, waarna
de Argolis - vóór Sparta -
enkele eeuwen het middelpunt
van de dorische macht op de Peloponnesus
vormde. Het westelijke deel van de Argolis werd vanaf
de 8e eeuw successievelijk door Argos ingelijfd,
slechts Cleonae behield, onder toezicht van Argos,
zijn zelfstandigheid.
Lit. F. Cauer (PRE 2, 728-743). - Philippson/Kirsten 3, 93-154. H. Lehmann, Argolis I, Landeskunde der Ebene von Argos und ihrer Randgebiete (Athene 1937). G. Roux, L'architecture de l'Argolide aux IVe et IIIe siècles avant J.-C. (Paris 1962). [Nuchelmans]