Megara (τὰ Μέγαρα), stad op de landengte tussen
Attica en de Peloponnesus, gelegen ca. 30 km ten
westen van Athene in het zuidoosten van de grotendeels
bergachtige landstreek waaraan zij de naam
Megaris heeft gegeven. Aanvankelijk
ionisch en onder atheense invloed staand, werd
M. door toedoen van Corinthe
of Argos in het begin
van het le millennium vC dorisch. In de archaïsche
tijd stichtte de stad, die een aanzienlijke wolindustrie
had en door haar ligging een belangrijk handelscentrum
was, dochtersteden langs de kusten van de
Zwarte Zee, o.a. Byzantium (ca. 660), Chalcedon
(ca. 685) en Heraclea Pontica (ca. 560), en op
Sicilië (Megara Hyblaea, ca. 750 vC). Tegen het
einde van de 7e eeuw regeerde er de tiran
Theagenes,
die de staatsgreep van de Athener
Cylon
ondersteunde, het eiland
Salamis veroverde en de
watervoorziening verbeterde. Later was M. lange
tijd het toneel van interne twisten tussen de elkaar
heftig bestrijdende aristocratie en volkspartij. Veel
van zijn macht verloor het in de 6e eeuw aan
Corinthe,
dat slechts eenmaal verslagen werd (bij
gelegenheid daarvan werd het megarische schathuis
in Olympia gebouwd); Salamis ging in atheense
handen over.
Als lid van de peloponnesische bond leverde M. in de zeeslag bij Salamis op twee na het grootste contingent.
De tegenstellingen met Corinthe leidden in 461 vC tot een tijdelijk bondgenootschap met Athene; daarbij werd de stad door muren verbonden met haar 3 km zuidelijker aan de Saronische Golf gelegen haven Nisaea. Korte tijd later sloot zij zich weer bij de peloponnesische bond aan. Een der aanleidingen tot de peloponnesische oorlog (431-404) was het z.g. megarische psephisma, het besluit van de atheense volksvergadering om M. uit te sluiten van de markten van de attisch-delische bond (432 vC). In 427 bezetten de Atheners het eilandje Minoa voor de kust van Nisaea en kort daarop veroverden ze de haven zelf, die tot 410 in hun handen bleef. In de 4e eeuw vC kende M. een tweede periode van grote bloei. In deze tijd was er ook een wijsgerige school gevestigd, onder leiding van Socrates' leerling Euclides en diens opvolgers Diodorus en Stilpon. In de hellenistische en romeinse tijd wisselde de nog steeds welvarende handelsstad herhaaldelijk van partij en overleefde de troebelen meestal zonder al te grote schade.
Aan resten uit de oudheid is weinig bewaard doordat
het moderne M. boven de antieke stad ligt. Onlangs
heeft men het tracé van de stadsmuren kunnen
bepalen rond de acropolis met twee toppen, de
Caria en de Alcathous, laatstgenoemde met resten
van de Athene-tempel.
De z.g. fontein van Theagenes (foto hiernaast)
dateert in werkelijkheid uit de 5e eeuw vC.
De hellenistische met eenvoudig reliëfwerk versierde
kommen die vroeger geïdentificeerd werden met
de uit de antieke literatuur bekende 'megarische
bekers', dragen die naam ten onrechte.
Lit. Inscripties in IG 7 (ed. W. Dittenberger, 1892) nrs. 1234, 3473-3481. Pausanias, Periegesis 1, 3944. - E. Meyer (PRE 15, 152-205, 1295v; Suppl. 12, 1970, 842-851). K. von Fritz (PRE Suppl. 5, 1931, 707-724 s.v. Megariker). L. Rocchetti (EAA 4, 965v). M. A. del Chiaro (EAA 4, 970-974 s.v. Megaresi, Vasi). - E. L. Highbarger, The History and Civilization of Ancient M. (Baltimore 1927 = Amsterdam 1965). K. Hanell, Megarische Studien (Lund 1934). Recente plattegrond in Bulletin de Correspondance Hellénique 94, 1970, 932, afb. 98. R.P. Legon, M. The political history of a Greek city-state to 336 B.C. (Ithaca N.Y. 1981). [J. A. de Waele]