Potidaea (Ποτείδαια, Ποτίδαια), griekse stad op de
isthmus van het westelijke schiereiland Pallene van
Chalcidice. P. werd ca. 600 vC
door Periander of diens zoon Euagoras als
corinthische kolonie gesticht. In 480 door de Perzen
bezet, herwon de stad na de slag bij
Salamis slechts
met grote moeite haar vrijheid. Zij maakte deel uit
van de attisch-delische zeebond,
waaraan zij een
hoge jaarlijkse bijdrage van zes, tijdelijk zelfs
vijftien talenten betaalde. Mede daarom viel P. in het
voorjaar van 432 vC van Athene af. Na een langdurig
beleg, tijdens hetwelk het steun van zijn
moederstad ontving (een van de aanleidingen tot de
peloponnesische oorlog),
werd het in de winter
430-429 tot capitulatie gedwongen: de bewoners
werd vrije aftocht toegestaan, 1000 attische
cleruchen
namen hun plaats in. Na de peloponnesische
oorlog werd P. weer zelfstandig en sloot zich aan
bij de chalcidische bond. In 356 vC werd het door
Philippus II
van Macedonië veroverd, die de stad
niet verwoestte, de niet-attische bewoners als
slaven verkocht, de Atheners terugzond naar Attica
en stad en territorium aan het naburige
Olynthus schonk.
In 316 vC - Olynthus was inmiddels in 348 door
Philippus met de grond gelijk gemaakt - stichtte de
macedonische koning Cassander
op de plaats
van P. de nieuwe stad Cassandrea, die het gehele
schiereiland Pallene en het gebied van Olynthus als
territorium kreeg. Aan het tijdelijke schrikbewind
van de tiran Apollodorus werd een eind gemaakt
door Antigonus Gonatas (276). Na de
onderwerping van Macedonië aan de Romeinen werd de
sterke vestingstad in het midden van de 1e eeuw vC
Colonia Iulia Augusta Cassandrensis. Deze werd
ca. 540 nC door de Slaven veroverd en definitief
verwoest.
De antieke stadsresten bij het tegenwoordige dorp
Néa Potidea zijn gering en dateren uit de late
oudheid.
Lit. Herodotus 8, 126-129. Thucydides 1, 56-65. - E. Meyer (PRE Suppl. 10, 1965, 616-639). - J. A. Alexander, P., Its History and Remains (Athens, Georgia, 1963). [Nuchelmans]