Aeolis
Aeolis of Aeolië (Αἰολίς) heette in de Oudheid het
noordelijk deel van de door Grieken bewoonde westkust
van Klein-Azië
vanaf de
Hellespont tot de omgeving
van
Smyrna met inbegrip van de eilanden
Lesbus
en
Tenedus. De A.
ontleende haar naam aan de vele nederzettingen van
aeolische Grieken. Tegen het einde van het 2e
millennium vC
vestigden zich
Aeoliërs
uit Boeotië en
Thessalië, tot emigratie gedwongen door de invallen
van nieuwe stammen in hun moederland,
op
Lesbus,
vanwaar ze geleidelijk
Tenedus
en de tegenoverliggende
kusten koloniseerden. Het meest noordelijke
deel, de zg.
Troas,
werd eerst veel later, vermoedelijk
niet voor de 7e eeuw vC, door secundaire
kolonisatie in bezit genomen. Hoewel voor
het
merendeel aan de kust gelegen, dankten de nederzettingen
in het vruchtbare A. hun welvaart voornamelijk
aan de landbouw,
slechts op Lesbus en in
Cyme speelde ook de handel een rol van betekenis.
De zuidelijke steden van de Aeolis waren verenigd
in
een Twaalfstedenbond, waarvan de oorsprong wel
van godsdienstige aard was. Tot deze bond behoorden
Aegae, Aegirusa, Cilla,
Cyme, Gryneum,
Larisa, Myrina, Neontichus, Notium, Pitane,
Smyrna
(ca. 700 hersticht door Ioniërs en sindsdien
ionisch) en Temnus. De belangrijkste steden in
het noorden, die in de keizertijd
de ilische stedenbond
vormden, waren
Antandrus,
Assus, Cebrene,
Gargara,
Ilium, Neandria en Scepsis.
Ca. 550 vC kwam de A. onder lydische heerschappij,
vanaf ca. 530 tot 478 behoorde de streek tot het perzische
rijk, vervolgens met onderbrekingen en voor
een deel tot de
attisch-delische zeebond. Later stond
het gebied onder Macedonië
(302-281), Syrië (281-261)
en Pergamum (261-133), waarna het deel uitmaakte
van de romeinse provincie Asia.
Lit. E. W. Buisson, Die aolisch-ionische West-Küste
Kleinasiens (Diss. Erlangen 1917). L. Robert, Les villes d'Asie
mineure² (Paris 1962). J. Bérard, L'expansion et la colonisation
grecques jusqu'aux guerres médiques (Paris 1960) 34-38. J. M.
Cook, Greek Settlement in the Eastern Aegean and Asia
Minor (Cambridge Ancient History I, no. 38, Rev. Ed. Cambridge
[Nuchelmans]