Chalcis


 Zilveren drachme uit 3e eeuw vC Voorzijde: Hoofd Hera Keerzijde: vliegende adelaar die slang vasthoudt; tekst van rechts naar links: ΧΑΛ |
Chalcis (Χαλκίς), belangrijkste stad van het griekse
eiland
Euboea, gelegen aan de westkust op het
smalste punt van de Euripus, de zeestraat tussen
Euboea en Boeotië; thans nog
Chalkis geheten.
Reeds vroeg stichtte deze ionische stad talrijke
kolonies in het Westen (8e eeuw:
Cumae
en
Rhegium
in Italië,
Naxus,
Leontini,
Catana en
Zancle op
Sicilië) en kleinere volksplantingen op de
Sporaden
en op
Chalcidice (7e eeuw). Kori na 700 vC
ontbrandde tussen C. en het 13 km zuidoostwaarts
gelegen
Eretria een langdurige strijd over het
bezit van de tussen beide steden gelegen vruchtbare
Lelantische vlakte; deze werd ca.
650 door C.
gewonnen, maar in 506 leed de stad een nederlaag
tegen de Atheners, moest een deel van de vlakte
afstaan aan 4000
atheense
cleruchen en de democratische
staatsvorm aannemen. Tijdens de
perzische
oorlogen stond C. aan de zijde van Athene,
na 478 werd het lid van de
attisch-delische zeebond;
in 446 viel het af, maar werd door
Pericles
met geweld onderworpen. Na 411 keerde C. zich
opnieuw tegen Athene, doch in 377 trad het toe
tot de
nieuwe attische zeebond.
Door haar strategische
ligging was de stad sinds 350 vC een fel omstreden
steunpunt van de macedonische
macht in
Griekenland. Als lid van de
achaeïsche bond streed
zij tegen de Romeinen, waarbij ze in 146 vC ten
dele verwoest werd.
Door zijn uitgebreide handelsrelaties beleefde C.,
dat twee havens had, vooral in de 7e en 6e eeuw
vC een grote bloei; het sloeg eigen munten sinds
ca. 530 vC. Via Cumae werd het alfabet van
Chalcis (X = ks!) het voorbeeld van het romeinse
schrift.
Van het antieke C. is vrijwel niets meer te zien;
in het plaatselijke museum zijn enkele
archeologische vondsten ondergebracht.
Lit. E. Oberhummer (PRE 3, 2078-2088). A. Stucchi (EAA
2. 259v). S.C. Bakhuizen, C.-in-Euboea. Iron and Chalcidians
abroad (Leiden 1976). O. Picard, C. et la
confédération eubéenne
(Paris 1979). [J. A. de Waele]