Laodicea

Laodicea (Λαοδίκεια), naam van een achttal in de hellenistische tijd gestichte griekse steden in KleinAzië. De voornaamste waren:

kaart(1) Laodicea in Syrië (Ἐπὶ θαλάσσῃ, 'aan zee'), gelegen op een schiereiland in een vruchtbare streek ca. 70 km ten zuiden van de monding van de Orontes. Toen Seleucus I ca. 300 vC in de phenicische havenstad Ramitha een griekse kolonie vestigde, noemde hij de stad naar zijn moeder Laodice.

Munt van Laodicea 50 vC, Tyche l., Zeus r.
L. werd naast Antiochië, Seleucia en Apamea een van de vier grote steden van het Seleucidenrijk; vanaf ca. 150 vC deed het in betekenis niet veel onder voor Antiochië. In de romeinse provincie Syria bleef L. een civitas libera, die op het eind van de 2e eeuw nC zelfs enige jaren in plaats van Antiochië provinciehoofdstad was. Nadat de stad zich hersteld had van de door Pescennius Niger aangerichte verwoestingen, beleefde zij in de 3e en 4e eeuw een nieuwe bloei dank zij haar linnenindustrie.

De ligging van het moderne Lattakia op dezelfde plaats als het antieke L. maakt opgravingen vrijwel onmogelijk. Het regelmatige grondplan kwam overeen met dat van de meeste hellenistische steden; in de romeinse tijd waren de hoofdstraten geflankeerd door brede zuilengalerijen. [Nuchelmans] Op het einde van een van deze straat staat nog een boog, in 183 nC gebouwd door Septimius Severus (CIL 3, 211). [J.J. van Poll]



Lit. E. Honigmann (PRE 12, 713-718). A. Giuliano (EAA 4, 474). - J. Sauvaget, Le plan de Laodicée-sur-Mer (Bulletin des Études Orientales 4, 1934, 81-114). A. Giuliano, EAA IV, 1961, 474.


Kaart

(2) Laodicea aan de Lycus (Ἐπὶ Λύκῳ), een zijrivier van de Maeander, gelegen in het uiterste zuidwesten van Phrygië ca. 150 km ten oosten van Milete en Ephese; thans Eski-Hissar 4km ten noorden van Denizli. L. werd ca. 225 vC gesticht door Antiochus II van Syrië en genoemd naar diens gemalin Laodice. Gelegen aan de grote route van de kust naar het Oosten, werd het spoedig een welvarende handelsstad, die na zware aardbevingen in de 1e eeuw nC tot nieuwe bloei kwam; een van de voornaamste bronnen van inkomsten was de fabricage van een speciale wolsoort. Het christendom werd in L., evenals in het naburige Colossae, gepredikt door Epaphras, waarschijnlijk een leerling van Paulus; er ontstond reeds vroeg een christengemeente. Van de antieke stad zijn nog resten van twee theaters, van een stadion, een gymnasium en aquaducten te zien.

In Paulus' brief aan de Colossenzen is sprake van een brief van Paulus aan de Laodicenzen (Col 4,16). Omdat een dergelijke brief verder onbekend is, identificeren vele exegeten hem met de bekende brief aan de Ephesiërs. Een in latijnse vertaling bewaard gebleven apocriefe brief aan de Laodicenzen is slechts een samenraapsel van teksten uit Gal en Phil.
Op de Peutinger kaart (foto rechts: iets boven het midden) staat L. vermeld als Laudicuum pilycum.


De resten van het grote (oostelijke) theater.

Lit. W. Ruge (PRE 12, 722-724). A. Giuliano (EAA 4, 473v). - S. E. Johnson, L. and his Neighbours (BA 13, 1950, 1-8). A. Erhardt, Das Sendschreiben nach Laodizea (Evangelische Theologie 17, 1957, 431-445). J. des Gagniers e.a., Laodicée du Lykos. Le Nymphée (Québec/Paris 1969). [Nuchelmans]


Kaart