Ephese (Ἔφεσος), oud-ionische stad op de westkust van het huidige Anatolië, ca. 70 km ten zuiden van Izmir, het antieke Smyrna, gelegen.
(I) Ligging en omvang. Het ruïnenveld van E., vrijgelegd en onderzocht na het midden van de 19e, en vooral sedert het begin van de 20e eeuw door engelse, oostenrijkse, griekse en turkse archeologen, lag in de bloeitijd van de stad in de vlakte van het mondingsgebied van de Cayster aan zee, maar ligt thans tengevolge van de aanslibbing ca. 7 km landinwaarts. Het hellenistisch-romeinse stadsgebied, ca. 350 ha groot, werd in het zuiden begrensd door de bergkam van de Coressus (thans Bulbul Dag, Nachtegalenberg) en had als oostgrens de logge rotsklomp van de Pion (thans Panayir Dag, Moedergodsberg).
Noordelijk daarvan stroomde de rivier en hebben de twee oudere steden, de oud-ionische en de helleense, gelegen in de omgeving van de tempel van Artemis. De stad binnen de byzantijnse ommuring was minder dan 100 ha groot. De verering van het graf van St. Jan de Apostel in de door Justinianus gebouwde kerk op de burgheuvel deed in deze omgeving het dorp ontstaan dat in verbasterde vorm zijn naam droeg: Ayasoloek duidde: immers Ayios Theolog(os) aan. Na de verdrijving van de christenen in 1922 kreeg het dorp zijn huidige naam Seldsjoek.
(II) Geschiedkundig overzicht. De vroege ionische kolonisatie in een gebied waar reeds de inheemse' naam E. moet hebben bestaan, deed aan de noordrand van de stad tussen Coressus en Pion een nieuwe nederzetting ontstaan onder leiding van Androclus. Bij een inval van de Cimmeriërs kort na 680 ging het heiligdom van Artemis in vlammen op. Na een bewind van tirannen in de 7e eeuw veroverde Croesus de ommuurde havenstad en de bewoners vestigden in de vlakte bij het Artemisium een nieuwe nederzetting, maar van dit helleense E. is weinig meer over dan een buiten de stad gelegen rotsheiligdom van de Magna Mater. Tot aan de perzische oorlogen beheersten perzisch-gezinde tirannen de stad, die na de oorlogen lid werd van de attisch-delische zeebond maar in de laatste episode van de peloponnesische oorlog in 412 zich aan de zijde van Sparta schaarde en de Atheners bestreed (overwinning van 407 bij Notium). In 401 verzamelde zich te E. het leger dat onder Cyrus de Anabasis zou ondernemen. De tempel van Artemis, die de griekse uitdrukking was van de grote anatolische vruchtbaarheidsgodin, werd in 356 door Herostratus in brand gestoken. In de 4e eeuw, vooral na de verovering door Alexander, bloeide de stad op; in 296 werd ze door de stichting van een nieuwe stad (Lysimachus) met een oppervlakte van ca. 350 ha binnen een muurkrans van 9 km verlegd in een driehoek die door de bergen beschut was en een goede haven had. Na een halve eeuw pergameense overheersing (189-133) werd E. door Rome ingelijfd (133). De stad was het toneel van het bloedbad door Mithridates VI onder de Romeinen in 88 aangericht, en werd door Sulla zwaar getuchtigd. Een glanstijd beleefde zij onder de Romeinen: ze was een van de voornaamste steden van de provincia Asia.
In 51 nC kwam Paulus uit Corinthe te E. aan; hij stichtte er gedurende zijn lang verblijf een bloeiende christengemeente: een getuigenis daarvan is zijn brief aan de Ephesiërs. In 263 nC werd het heiligdom van Artemis door de Goten verwoest. Met de zege van het christendom (4e eeuw) begint ook de 'afbraak' van de heidense gebouwen. De stad vestigde haar roem als christelijk centrum door het oecumenisch concilie van 431 aldaar. Reeds vroeg had men het graf van de apostel Johannes gelocaliseerd op de burgheuvel. De 'byzantijnse' vredesperiode, waarin de stad binnen een kleinere ommuring kwam te liggen, duurde tot 668, het begin van de invallen en de voortdurende dreiging van de islam. Geleidelijk ging in deze eeuwen, zowel door de verwoestingen als door de voortschrijdende aanslibbing van de kust, de betekenis van de stad achteruit, die in het Westen haar faam behield door de bedevaarten naar het graf van 'messire saint Jean'.
(III) Bouwresten van de oud-ionische, griekse en hellenistische stad zijn het heiligdom van de Grote Moeder, de stadsmuur en het Artemisium (noordoosten). Van deze, bijna verdwenen tempel (bouwstukken in het British Museum) waren een voorgriekse en de reusachtige archaïsche, met door Croesus geschonken zuilen getooide en in 356 vC afgebrande tempel de voorlopers.
Het ruïnenveld maakt duidelijk dat E. een van de
meest indrukwekkende steden was van de romeinse
provincie Asia, die langs vele poorten (o.a.
31) toegankelijk was (Klik op de kaart voor een grotere versie).
De hoofdstraat was de Arcadiane
(27), maar het hart van de stad lag bij het
theater (10) een van de grootste van de griekse wereld.
Daar stroomde de volksmenigte samen die
tegen Paulus en zijn prediking getuigde over de
grootheid van de godin (Hand 19,23-40). Benoorden
de Arcadiane-straat waren grootse bouwwerken
voor de lichaamscultuur (9, 29, 30) en hogerop, aan
en in de voortzetting van de theaterstraat, een
thermeninrichting (7) en het stadion (4). Aan de voet van
de Coressus lagen de marktplaats (12), de tempel
van Serapis (14) en de beroemde bibliotheek van
Celsus (15).
Zuidoostwaarts boog in de richting van Magnesia (24) de 'Cureten'straat af, waar in de laatste decennia vele bouwwerken en monumenten zijn vrijgelegd: tempels voor Domitianus (22) en Hadrianus (39), het odeon (21), de 'staatshaard' (20) en de grote thermen van Scholasticia (16).
De resten van christelijke bouwwerken dateren niet van voor de 4e eeuw. Belangrijker dan de vroege kerk bij de poort naar Magnesia (zuiden) was de grote basilica met baptisterium (32), waar het grote concilie van 431 plaats vond en die aan Maria was gewijd. - Een groots bouwwerk dat in rijkdom en ruimte wedijverde met de kerk der Apostelen te Constantinopel, was de basilica met drie schepen en zes koepels gebouwd door keizer Justinianus boven het graf van de apostel Johannes. Een beroemde bedevaartskerk ontstond bij de legendarische grot van de Zeven Slapers en de daarbij behorende begraafplaats. Het moderne, druk bezochte 'huis van Maria' is een oord van moderne vroomheid maar heeft noch historische noch archeologische waarde. Wat als 'de gevangenis van Paulus' wordt aangeduid is een oude wachttoren van de stadsmuur. Uit de Byzantijnse tijd dateert een stadsmuur (B).
(IV) Godsdienstige betekenis. Het Artemisium is
door de grootse aanleg van de tempel, zijn rijkdom
aan wijgeschenken en kunstwerken, zijn feesten met
hippische, gymnische en musische agonen, zijn asielrecht
en financiële macht, en niet het minst door de
innerlijke betekenis van de cultus van de oeroude
godin der vruchtbaarheid, 'de grote', een van de
beroemdste heiligdommen der oude wereld geweest,
dat in vijftien steden 'filialen' had. Het cultusbeeld,
op munten en door de plastische kunst weergegeven,
was over de hele griekse en romeinse wereld bekend.
In haar cultus, waarin priesters en priesteressen
optraden (Essenes, Cureten, hierai e.a.), was ook
een sterk orgiastisch element aanwezig. De toverwoorden
die als Ephesiae litterae (Ἐφέσια γράμματα)
bekend zijn wijzen op de bloei van de tovenarij
in deze kosmopolitische stad, waarvoor het
verhaal in Hand 19,13-19 een duidelijk bewijs levert.
Lit. Bibliografie tot 1937 bij A. Mansel, Bibliyografya (turks; Ankara 1948) 158vv; verder tot 1960 bij P. Romanelli/L. Guerrini (EAA 3, 219-230). - L. Bürchner (PRE 5, 2771-2822). M. Restle (Reallexikon zur byzantinischen Kunst 2, 164-208). - J. Wood, Discoveries at E. (London 1877). D. Hoghart, Excavations at E. (London 1908). Opgravingsberichten in het Beiblatt van de Jahreshefte des Oesterreichischen Archäologischen Instituts in Wien, 1898-1907, 1912-1937, 1955v. Ordening van de resultaten in O. Benndorf e.a., Forschungen in Ephese 1-5 (Wien 1906-1953). - V. Schultze, Altchristliche Stadte und Landschaften 2. Kleinasien, 2. Hälfte (Gütersloh 1926) 86-120. F. Krischen, Das Artemision von Ephesos (Festschrift W. Dörpfeld, Berlin 1933, 71-77). Id., Die griechische Stadt (Berlin 1938) pl. 33-36. Id., Weltwunder der Baukunst in Babylonien und Jonien (Tübingen 1956) 62-68. B. Trell, The Temple of Artemis at E. (London 1945). F. Miltner, Ephesos, Stadt der Artemis und des Johannes (Wien 1958). J. Keil, Führer durch Ephesos (Wien 1960). W. Alzinger, Die Stadt des siebenten Weltwunders (Wien 1962). E. Bammer, Das Heiligtum der Artemis von Ephesos (Graz 1984). [F. J. de Waele]