Xenophon (Ξενοφῶν) van Athene.
I) Leven. X. werd ca. 428 vC in Athene uit een
welgestelde familie geboren. In de laatste jaren van
de peloponnesische oorlog en tijdens het bewind van
de Dertig schijnt
hij dienst te hebben gedaan bij
de atheense cavallerie; ook kwam hij in deze tijd in
contact met Socrates.
In 401 liet hij zich door zijn
vriend Proxenus overhalen om deel te nemen aan
de expeditie van Cyrus de Jongere
tegen diens
broer Artaxerxes II;
tijdens de terugtocht na de slag
bij Cunaxa was hij
commandant van de achterhoede.
Daarna sloot X. zich aan bij de spartaanse koning Agesilaüs en diens militaire operaties tegen de Perzen in westelijk Klein-Azië en vocht hij aan spartaanse zijde mee in de slag bij Coronea (394). Hierom uit Athene verbannen, vestigde hij zich in Scillus, in de omgeving van Olympia, waar de Spartanen hem een landgoed ter beschikking stelden. Hier leefde hij ruim twintig jaar en wijdde zich aan landbouw, jacht en zijn gezin. Na de spartaanse nederlaag bij Leuctra in 371 moest X. zijn bezit opgeven en de wijk nemen naar Corinthe. Toen in de daarop volgende jaren de relaties tussen Sparta, Corinthe en Athene verbeterden, werd aan X.s verbanning een einde gemaakt; ca. 367 keerde hij naar zijn vaderstad terug, waar hij omstreeks 354 stierf. X. had bij zijn vrouw Philesia twee zoons, Gryllus en Diodorus; eerstgenoemde sneuvelde in de slag bij Mantinea. Van X.s uiterlijk krijgen we misschien een indruk door een in Kairo gevonden en bewaarde herme.
(II) Werken. Voor zover we kunnen nagaan, is het hele oeuvre van X. tot ons gekomen; de chronologie is echter moeilijk vast te stellen.
1. Hellenica (Ἑλληνικά) in zeven boeken behandelt de geschiedenis van Griekenland van 411/410 tot 362 (slag bij Mantinea). Het eerste deel (boeken 1 en 2) bespreekt in onmiddellijke aansluiting op Thucydides (de eerste woorden luiden Μετὰ δὲ ταῦτα, d.w.z. na het door Thucydides verhaalde) de laatste jaren van de peloponnesische oorlog en in aansluiting daarop het bewind van de Dertig. Daarna komen in de boeken 3-5 de oorlogen van Sparta tegen de Perzen en de corinthische oorlog tot aan de koningsvrede aan de orde en in het laatste gedeelte spreekt X. over de spartaanse hegemonie en over Sparta's neergang na de slag bij Leuctra. Het werk is weinig systematisch van opbouw en inhoud en volgt in hoofdzaak de persoonlijke interessen van de schrijver: belangrijke gebeurtenissen als bv. de zeeslag bij Cnidus en de stichting van de tweede attische zeebond worden weggelaten. X. is prospartaans, maar niet zo dat hij geen oog heeft voor fouten die de Spartanen maken. Een centrale plaats neemt in het werk Agesilaüs in, met wie X. nog samen gevochten had.
2. Anabasis
(Κύρου ἀνάβασις), historische monografie
in zeven boeken over de expeditie van Cyrus
tegen diens broer Artaxemes en de met veel ontberingen
gepaard gaande terugtocht van de griekse
huurtroepen na de slag bij
Cunaxa door de bergen
van Armenië naar Trapezus en vandaar langs
de Zwarte-Zeekust naar het westen. Nadat de perzische
satraap Tissaphernes de griekse aanvoerders
had laten vermoorden, werd X. aanvoerder van de
achterhoede. In zijn beschrijving van de daarna volgende
gebeurtenissen probeert hij zijn eigen aandeel
in de gang van zaken zo groot mogelijk voor te stellen.
De Anabasis is vooral interessant door de informatie
die zij biedt over verschillende kleinaziatische
volken uit die tijd.
4. Staatsinrichting van Sparta (Λαδεδαιμονίων πολιτεία), een lofiang op de spartaanse staatsinstellingen, zoals die door Lycurgus in het leven geroepen waren. X. moet echter toegeven dat er een kloof bestaat tussen deze staatsinstellingen en de dagelijkse praktijk van de spartaanse politiek.
5. Gedenkschriften van Socrates (Ἀπομνημονεύματα Σωκράτους) in vier boeken: de boeken 1 en 2 bevatten een verdediging van Socrates tegen de beschuldigingen welke tegen hem ingebracht waren, alsmede een aantal opvoedkundige beschouwingen, in de boeken 3 en 4 demonstreert Socrates zijn methode aan de hand van gesprekken over allerlei onderwerpen die weinig samenhang vertonen. Wel staat vrijwel overal het nuttige (ὠφέλιμον) centraal.
7. Oeconomicus (Οἰκονομικός), monografie over land- en vermogensbeheer. Socrates ontmoet Critobulus en brengt hem verslag uit van een gesprek dat hij met de pasgetrouwde landheer Ischomachus heeft gehad. De goede landheer moet niet alleen uitstekend thuis zlJn m de landbouw, maar ook over vele ethische en psychologische kwaliteiten beschikken.
7. Apologie (Ἀπολογία Σωκράτους). In tegenstelling tot wat de titel suggereert is dit geen verdedigingsrede van Socrates maar een verklaring van Socrates' μεγαληγορία ('zelfbewuste houding/taal') tijdens het proces, die X. hierin zoekt dat Socrates zelf de dood wilde.
8. Symposium (Συμπόσιον), het verslag van een feestelijke bijeenkomst bij Callias ter gelegenheid van de overwinning die de jonge Autolycus in het pankration heeft behaald. Tijdens het Symposmm vinden verscheidene gesprekken plaats, waarbij aan de orde komen de rechtvaardigheid, de schoonheid, de rijkdom, de armoede, de koppelarij, de humor, de rapsodische kunst en de godsdienst. Ook vindt een pantomime Dionysus-Ariadne plaats, tijdens de voorbereiding waarvan Socrates zijn ἐρωτικὸς ηοαψθτεγος houdt. Qua stijl en inhoud is het Symposium een van de boeiendste werken van X.
9. Cyropedie (Κύρου παιδεία), een soort vorstenspiegel in acht boeken, waarin Cyrus de Grote als het grote voorbeeld wordt opgevoerd. Het werk begint bij Cyrus' geboorte en opvoeding en omspant zijn hele leven tot aan zijn dood toe. X. krijgt hier de gelegenheid alles wat hem het meest aan het hart ligt bijeen te brengen: zelfdiscipline, tevredenheid en soberheid, vertrouwen op de goden, jacht, moed in de oorlog; heersers dienen zich voorbeeldig te gedragen, onderdanen moeten trouw en gehoorzaam zijn. Ook novellistische elementen treden op, zoals in de liefdesgeschiedenis van Abradatas en Panthea. Een historisch werk is de Cyropedie natuurlijk niet (X. laat Cyrus in zijn bed sterven en niet tijdens de veldtocht tegen de Massageten), maar men zou het geschrift wel, behalve een vorstenspiegel, ook een soort historische roman kunnen noemen.
10. Hieron (Ἱέρων), gesprek tussen de tiran Hieron I van Syracuse en de dichter Simonides over de kwestie hoe een tiran rechtvaardig kan zijn.
11. De rijkunst (Περὶ ἱππικῆς), het oudste werk over dit onderwerp dat we kennen: technische verhandeling over de kunst van het paardrijden, misschien bedoeld voor de zonen van de schrijver.
12. De ruiteraanvoerder (Ἱππαρχικός) sluit nauw aan bij het voorafgaande werk en behandelt de taak van de cavallerie-commandant. Problemen betreffende organisatie, manoeuvres, discipline en bevoorrading komen aan de orde.
13. De inkomsten van Athene (Περὶ πόρων), een van de zeldzame monografieën uit de oudheid over economische vraagstukken. Het werk bevat voorstellen hoe men de atheense staatsinkomsten uit de zilvermijnen van Laurium en andere bronnen zou kunnen verhogen, een probleem dat extra was gaan spelen door het uiteenvallen van de tweede attische zeebond in 355.
14. De jacht (Κυνηγητικός) speciaal met honden. Nadruk ligt op de karaktervormende waarde van het jagen en het nut ervan voor de oorlogvoering. De echtheid van het werk is omstreden.
15. Onecht is zeker de op X.s naam overgeleverde Ἀθηναίων πολιτεία (Staatsinrichting van Athene), een oligarchisch pamflet uit de tweede helft van de 5e eeuw vC.
(III) Betekenis. Kenmerkend voor X. is zijn uitgesproken praktische gerichtheid en zijn sterk pedagogische instelling. Zijn streven is altijd geweest datgene te boek te stellen wat hij voor anderen nuttige informatie vond; nuttig was daarbij voor hem vrijwel synoniem met zedelijk goed. Zijn eigen deskundigheid (jacht, landbouw, militaire zaken) en zijn eigen ervaring liet hij hierbij vaak een beslissende rol spelen; theoretiseren lag hem niet. Bij de beoordeling van X. mag dit nooit vergeten worden: hij was geen filosoof en ook geen historicus; de vergelijking met Plato en Thucydides, die zich door de onderwerpen die hij behandelt soms opdringt, is niet rechtvaardig.
X.s wijze van uitdrukken is in het algemeen eenvoudig en ongekunsteld; zijn stijl kenmerkt zich echter niet door grote zuiverheid van uitdrukking of een sterk beeldend vermogen. Het best op dreef is hij, wanneer hij dingen beschrijft die hij zelf heeft meegemaakt. Dit is vooral in het tweede gedeelte van de Anabasis te zien; verder bevatten het Symposium en de Cyropedie aantrekkelijke gedeelten. Gedurende de hele oudheid stond X. in hoog aanzien, hetgeen zijn hoogtepunt bereikte tijdens het atticisme, toen men hem verhief tot het model van de eenvoudige attische stijl (ἀφέλεια). Ook de renaissance en de verlichting waardeerden hem positief, maar in het begin van de 19e eeuw werd de situatie volkomen anders: men ging X. beschouwen als een mislukt historicus, een oppervlakkig moralist van zeer geringe intelligentie en zelfs als een landverrader, gezien zijn prospartaanse houding. Tegenwoordig heerst er een gunstiger appreciatie, die erkent dat hij in de sfeer van zijn afkomst, omstandigheden en bedoelingen gewaardeerd moet worden.
(IV) Overlevering. Het oeuvre van X. is in talrijke
handschriften overgeleverd, die echter alle van betrekkelijk
jonge datum zijn. Vermelding verdienen
met name Codex Parisinus graecus 1738 (begin 14e
eeuw), het beste Hellenica-hs., en voor de Anabasis
en de Cyropedie de codices Parisinus graecus 1640
(uit 1320) en Vaticanus graecus 1335 (12e eeuw).
Lit. Uitgaven van de opera omnia of opera minora: Editio princeps
van F. Giunto (Florence 1516). Beste moderne uirgaven: E. Marchant,
X. 1-5 (Oxford 1900-1920). T. Thalheim/F. Ruhl, Xenophontis
Scripta minora 1-2 (Leipzig 1910-1912). G. Pierleoni, X.tis Opuscula
(Rome 1933, ²1933 = 1956). Met engelse vertaling: C. L. Brownson/E.
C. Marchant/O.J. Todd/W. Miller/G. W. Bowersock, X. 1-7
(Loeb Class. Libr., London 1914-1968). Met franse vertaling: P.
Masqueray/J. Hatzfeld/F. Ollier/P. Chantraine/M. Bizos/E. Delebecque/C.
Leduc, X. (Paris 1930 vv.; 13 delen verschenen). Franse
vertaling van alle werken: P. Chambry, X. Oeuvres complètes 1-3
(Paris 1932-1935).
Algemene studies: H. R. Breitenbach/M. Treu (PRE 9A, 1657-2052;
ook afzonderlijk verschenen, Stuttgart 1966). - L. Gautier, La langue
de X. (Genève 1911). A. Persson, Zur Textgeschichte X.s
1915). R. Münscher, X. in der griechisch-römischen Literatur
1920). J. Bigalque, Der Einfluss der Rhetorik auf X.s Stil
(Diss. Greifswald 1933). J. Luccioni, Les idées politiques et sociales
de X. (Diss. Paris, Gap 1947). H. R. Breitenbach, Historiographische
Anschauungsformen X.s (Diss. Basel 1950). J. Luccioni, X. et
le socratisme (Paris 1953). É. Delebecque, Essai sur la vie de X.
(ib. 1957). E.M. Soulis, X. and Thucydides (Athene 1972). J. K.
Anderson, X. (London 1974). W.E. Higgings, X. the Athenian.
The problem of the individual and the society of the polis (Albany
1977). R. Nickel, X. (Erträge der Forschung 111, Darmstadt 1978).
Lexicon: F. Sturz, Lexicon Xenophonteum (Leipzig 1801-1804 =
Hildesheim 1964).
Uitgaven, commentaren en studies met betrekking tot afzonderlijke
werken:
1. Hellenica: C. Hude, X.tis Historia Graeca (Hellenica) (Leipzig
1930). Mer duitse vertaling: G. Strasburger, X. Hellenika (München
1970). - Engelse vertaling: R. Warner, X. History of my Times (Hellenica)
(Penguin Book, Harmondsworth 1964). - L. Breitenbach,
X. Hellenica, erklärt 1-3 (Berlin 1873-1876).
B. Büchsenschütz, X.s
Griechische Geschichte, für den Schulgebrauch erklärt 1-2 (Leipzig
1908, 1905). G. Underhill, X. Hellenica, books I-II (Oxford
1900 = New York 1979; mer engelse commentaar). É. Delebecque,
X., Helléniques, livre 1 (Paris 1964; met franse commentaar. W.
P. Henry, Greek Historical Writing. A historiographical essay
based on X;'s Hellenica (Amsterdam 1967).
2. Anabasis: C Hude/J. Peters, X.tis Expeditio Cyri (Anabasis)
(Leipzig 1931, ²1972). Met duitse vertaling: W. Müri, X. Der Zug
der Zehntausend (München 1954 1959). - Engelse vertaling: R.
Warner, X. The Persian Expedition (Penguin Book, Harmondsworth
1949). Duitse vertaling: A. Forbiger/C. Woyte. X. Anabasis
Leipzig 1945, ²1964). Nederlandse vertalingen: H.C. Muller, X.,
Anabasis of Tocht tegen Cyrus (Amsterdam 1893). G. Koolschijn/T.
Reinsma, X. Tocht van de tienduizend (Bussum 1971). - C. Rehdantz/O.
Carnuth/E. Richter, X.s Anabasis 1-2 (Berlin 1 1912, 2
1905; tekst met commentaar). F. Vollbrecht/W. Vollbrecht X.
Anabasis, für den Schulgebrauch erklärt 1-3 (Leipzig 1-2 1912, 3
1907). M. Mather/J. Hewitt, X. Anabasis, boóks I-IV (Norman
1962). - G. Cousin, Kyros le Jeune en Asie Mineure (Paris/Nancy
1905). - H. Strack Vollständiaes Wörterbuch zu X.s Anabasis
(Hannover/Leipzig 1909 = Hildesheim 1971).
3. Agesilaüs: D. Krömer, X.s Agesilaos. Untersuchungen
zur Komposition (Diss. Berlin 1971).
4. Staatsinrichting van Sparta: F. Ollier, X., La république
des Lacédémoniens
(Diss. Lyon 1934 = New York 1979; tekst met franse
commentaar). - K. M. Chrimes, The Respublica Lacedaemoniorum
Ascribed to X. (Manchester 1948).
5. Gedenkschriften van Socrates: C. Hude, X.tis Commentarii (Memorabilia)
(Leipzig 1934 = 1969). Met duitse vertaling: P. Järisch,
X. Erinnerungen an Sokrates (München 1962, 1980). Duitse vertaling:
J. Irmscher, X. Erinnerungen an Sokrates (Berlin 1955). Nederandse
vertaling: Ch. van Deventer, X.s Herinneringen aan Socrates
(Amsterdam 1894). - R. Kühner, X. Memorabillien, für den
Schulgebrauch erklärt (Leipzig 1902). O. Gigon, Kommentar zum
1. und zum 2. Buch von X.s Memorabilien 1-2 (Basel 1953-1956). A.
Delatte, Le troisiéme livre des Souvenirs socratiques de X. Etude
critique (Paris 1933). - G. Crusius/G. Koch/O. Guthling, Wörterbuch
zu X.s Memorabilien (Leipzig ³1869 = Hildesheim 1969). C.
Gloth/M. Kellogg, Index in X.tis Memorabilia (Ithaca 1900 = Hildesheim
1967).
6. Oeconomicus. H. Holden, X. Oeconomicus (London 51895; tekst
en commentaar).
7. Apologie: O. Gigon, X.s Apologie des Sokrates (Museum Helveticum
3, 1946, 210-245).
8. Symposium: G. Woldinga, X. Symposium. Prolegomena en commentaar
1-2 (Hilversum 1938v). Duitsg vertaling: G. Landmann, X.
Das Gastmahl (Hamburg 1957) Nederlandse vertaling: H. Brouwer
X. Het Gastmaal (Bussum 1973).
9. Cyropedie: W. Gemoll/J. Peters, X.tis Institutio Cyri (Leipzig
1912, ²1968). - Duitse vertaling: C. Woyte, X.s
Kyropädie (Stuttgart
1911). Nederlandse vertaling: J. ten Brink, X., Cyropedie 1-2 (Amsterdam
1813). - Met commentaar: L. Breitenbach/B. Büchsenschütz,
X. Kyropädie 1-2 (Leipzig 1 41890, 2 ³1878). H. Holden/E.
Shuckburgh, X. Cyropaedia 1-4 (Cambridge 1887-1903). - H.
Strack, Vollständiges Wörterbuch zu X.s Kyropädie (Hannover/
Leipzig ²1892 = Hildesheim 1969).
10. Hiero: Met franse vertaling en commentaar: J. Luccioni, X.,
Hiéron (Paris 1947).
11. Rijkunst: K. Widdra, X.tis De re equestri (Leipzig 1964). Met
franse vertaling: É. Delebecque, X., De l'art équestre Paris 1950).
Met duitse vertaling: Id., X. Reitkunst (Berlin 1965). Nederlandse
vertaling: C. van Woelderen, X., Paardrijden (Den Haag 1915,
1950).
12. De ruiteraanvoerder: E. Ekman, Zu X.s Hipparchikos (Uppsala
1933).
13. De inkomsten van Athene: J. Thiel, X.tis Poroi, cum prolegomenis
et commentariis (Diss. Amsterdam 1922). Met italiaanse vertaling:
G. Giglioni, X.tis De vectigalibus (Florence 1970). Met duitse
vertaling en commentaar: E. Schühtrumpf, X. Vorschläge
zur Beschaffung
von Geldmitteln oder Über die Staatseinkünfte (Texte
zur Forschung 38, Darmstadt 1982). - P. Gauthier, Un commentaire
historique des Poroi de X. (Genève/Paris 1976).
15. Staatsinrichting van Athene (pseudo-X.): E. Kalinka, X.tis qui
inscribitur libellus Athenaion politeia (Leipzig 1914 = Stuttgart
1961). Met duitse vertaling: Id., Die pseudoxenophontische Athenaion
politeia (Leipzig 1913). - Met commentaar: H.Frisch, The
Constitution of the Athenians. A philological-historical analysis of
Pseudo-X.'s treatise (Kopenhagen 1942). - K. Geizer, Die Schrift
vom Staate der Athener Hermes, Einzelschriften 3, 1937). A. W.
Gomme, The Old Oligarch (Harvard Studies in Classical Philology,
Suppl. 1, 1940). M. Gigante, La costituzione degli Ateniesi (Napels
1953).
[Schouten]