Socrates

kopSocrates (Σωκράτης) van Athene, een van de belangrijkste en boeiendste griekse wijsgeren, geboren te Athene in 470 of 469 vC en aldaar terechtgesteld in 399 vC.

(I) Bronnen. Omdat S. zelf geen geschriften nagelaten heeft, zijn we voor onze kennis zowel van zijn leven als van zijn leer aangewezen op de berichten van zijn tijdgenoten en leerlingen en op de latere traditie. De uiteenlopende waarde die aan deze bronnen wordt - en moet worden - toegekend heeft ertoe geleid dat, bij alle overeenstemming over het grote gewicht van zijn optreden, omtrent de juiste betekenis van de historische S. geen consensus bestaat. De blijspeldichter Aristophanes schildert hem in zijn Wolken (423 vC) met karikaturale overdrijving en sterke komische accenten als een ascetische zonderling, spitsvondige sofist en vrijzinnige natuurfilosoof. Socrates' voornaamste leerling Plato, in wiens dialogen S. vrijwel steeds een hoofdrol krijgt toebedeeld, legt zijn leermeester in toenemende mate zijn eigen wijsgerige stellingen in de mond; Plato heeft zich zozeer met S. geidentificeerd dat hij diens gedachten verder uitwerkte zonder tegenover hem de vereiste historische distantie in acht te nemen. Plato's leeftijdgenoot Xenophon, op wie zijn omgang met S. geen diepgaande invloed heeft gehad, maar die niettemin zeer aan hem gehecht was, getuigt in zijn Ἀπολογία, zijn Ἀπομνημονεύματα Σωκράτους, zijn Συμπόσιον en zijn Οἰκονομικός nauwelijks van enig wijsgerig inzicht en laat dienovereenkomstig S. hoofdzakelijk praktische deugdzaamheid verkondigen.

De werken van Plato's leerling Aristoteles bevatten waardevolle verspreide notities over Socrates' opvattingen, waarin enkele malen beklemtoond wordt dat Plato zich daarvan verwijderd had.

In de eerste helft van de 4e eeuw vC zijn ook door andere intimi van S. dan Plato en Xenophon - zoals Aeschines van Sphettus, Antisthenes. Euclides van Megara en Phaedo van Elis geschriften over S. vervaardigd, veelal in dezelfde of een soortgelijke vorm als de dialogen van Plato; van deze Σωκρατικοὶ λόγοι zijn echter slechts schaarse fragmenten over. Wat de latere traditie over S. vertelt, heeft weinig zelfstandige waarde en is vrijwel geheel uit Plato en Xenophon geput. Een collectie van 35 op naam van S. en van personen uit zijn omgeving overgeleverde brieven is een literaire fictie uit de keizertijd. Het betrouwbaarste beeld van S. lijkt te kunnen worden gereconstrueerd aan de hand van enerzijds Aristoteles' mededelingen en anderzijds de overeenkomsten tussen de berichten van Xenophon en die van Plato, met name in diens vroege dialogen.

(II) Leven en karakter. S. behoorde tot de bescheiden burgerij; zijn vader Sophroniscus was beeldhouwer, zijn moeder Phaenarete vroedvrouw. Hij had een weinig innemend uiterlijk. Op latere leeftijd huwde hij Xanthippe, de tot legende geworden anti-intellectuele helleveeg; zij schonk hem drie zonen, van wie er twee bij zijn dood nog kinderen waren.

Een tijd lang oefende S. het beroep van zijn vader uit, maar weldra besteedde hij al zijn tijd aan filosofische discussie met eenieder die hij ontmoette, het liefst met hen die de faam genoten meer inzicht te bezitten in levensproblemen, vooral politici en sofisten. Steeds was hij omringd door een kring van jongelui uit de aristocratische families, o.m. Critias, Charmides, Alcibiades, Plato en Xenophon. Door zijn beste vrienden zoals Crito en Chaerephon werd hij hartstochtelijk vereerd; bij de meeste mensen echter wekten zijn paradoxen achterdocht en zijn subtiele en meedogenloze ironie (εἰρωνεία, letterlijk 'het zich van den domme houden, geveinsde onwetendheid' met de bijbetekenis van 'bedrog'; op S. toegepast 'de kunst om door gerichte vragen een ander tot onzekerheid en besef van niet-weten te brengen') ergernis en verbittering. S. oefende scherpe kritiek op het atheense democratische staatsbestei, terwijl hij zich waarderend uitliet over de conservatieve regimes van Sparta en Kreta. Toch was hij zeer ge hecht aan zijn vaderstad; in zijn lange leven heeft hij haar slechts verlaten voor militaire expedities, waarop hij zich door zijn rustige dapperheid onderscheidde.

Hij hield zich afzijdig van de aristocratische revoluties van 411 en 404. Niettemin werd hij, na het herstel van het traditionele regime, op initiatief van een leider van de volkspartij, Anytus, aangeklaagd wegens ongodsdienstigheid en bederf van de jeugd. Getart door zijn trotse verweer, veroordeelde men hem ondanks zijn kennelijke onschuld ter dood; S. weigerde te ontvluchten en dronk de gifbeker. Zijn leven lang bewaarde hij tegenover alles en allen een volkomen onafhankelijkheid; hij was sober, onverschrokken en onbaatzuchtig.

Met een absolute consequentie handelde hij naar zijn principes; daarbij werd hij bijgestaan door zijn δαιμόνιον, een bovenmenselijke innerlijke stem die hem weerhield van verkeerde daden. Zowel zijn proces als zijn dood hebben dikwijls de vergelijking met Jezus opgeroepen.

(III) Leer. In tegenstelling met de vroegere griekse wijsgeren hield S. zich niet bezig met natuurfilosofische, maar met menselijke problemen. Niet het leven zonder meer, maar het goede of geslaagde leven - het 'geluk' - is voor de mens van betekenis, en dit wordt niet primair door uiterlijke omstandigheden bepaald, maar door een innerlijke gesteltenis, de menselijke volmaaktheid of ἀρετή ('deugd'). Deze op haar beurt - en hier ligt de kern van Socrates' opvatting - is niets anders dan het ware inzicht in het goede, of ook in de rangorde van de vele ongelijke waarden waarnaar wij streven kunnen. In de eenheid van het inzicht zijn kennis en liefde onverbrekelijk verenigd: alleen van hem die, voor een keuze geplaatst, bv. tussen het vervullen van zijn plicht als soldaat en het redden van zijn leven, het objectief goede ook als zijn eigen goed erkent en daarom zijn leven op het spel zet, kan gezegd worden dat hij het ware inzicht bezit dat de deugd uitmaakt. Dit alles leidt tot de befaamde socratische paradox dat niemand met opzet iets verkeerds doet.

(IV) Methode. Omdat het deugdzame inzicht een vrije en zelfstandige beslissing impliceert, kan het niet op dezelfde wijze als dat met gewone kennis en vaardigheid geschiedt, van de ene mens op de andere worden overgedragen. S. geeft dan ook geen onderricht; hij voert een gesprek, stelt vragen en lokt daarop een persoonlijke reactie uit, zodat de gesprekspartner gedwongen wordt de kennis die hij in zich heeft aan het licht te brengen: μαιευτικὴτέχνη, (geestelijke) verloskunst. De problemen die hij opwerpt hebben betrekking op de zin van het leven en op het specifiek menselijke ideaal, zowel voor het individu als voor de gemeenschap. Dergelijke gesprekken leiden uiteraard tot een confrontatie van het obj ectief-principiële met het subjectief-feitelijke: eerst wanneer wij er ons re kenschap van geven wat een bepaalde theoretische stellingname voor ons concrete leven met zich meebrengt, kunnen wij een levensvraag in volle ernst en verantwoordelijkheid beantwoorden. De philosophia of het zoeken naar inzicht is daarom niet alleen een speurtocht naar de waarheid, maar tevens een onderzoek van onszelf en het ontmaskeren van onze dubbelzinnigheden en inconsequenties. In het filosofisch gesprek is het er S. nooit om te doen, gelijk te krijgen; hij heeft alleen de waarheid op het oog en verlangt niets liever dan weerlegd en aldus van dwaling bevnjd te worden. In deze volkomen eerlijkheid en bescheidenheid ontdekt de andere gesprekspartner op concrete wijze tot welk een levensstijl de socratische filosofie leidt, en wordt hij door de adel ervan onweerstaanbaar aangetrokken.

(V) Invloed. De invloed van S. is moeilijk te overschatten. Zijn persoon en zijn denken beheersen het werk van Plato; maar ook heel de latere ethiek is van hem afhankelijk. Voor de stoa, vooral bij Epictetus en bij Seneca (2), is hij het type van de wijze, die in uiterste eenvoud leeft, voor geen uitwendige gevaren beducht is en door zijn voorbeeld allen tot de filosofie trekt. Sterker nog is de socratische inslag bij een moralist als Plutarchus. In het oude christendom toont reeds Iustinus een grote bewondering voor de goddelijk geïnspireerde die als een goddeloze ter dood werd veroordeeld.

Clemens en Origenes wijzen op de overeenkomsten tussen S. en Christus. De latijnse kerkvaders tonen zich kritischer tegenover S., zodat de middeleeuwen weinig aandacht aan hem schenken.

In de renaissance ziet Montaigne in het socratische onderzoek dé methode tot een redelijk verantwoorde levenswijze. Voor de verlichting wordt S. een soort buitenkerkelijke heilige, de patroon van het rationalisme. In dezelfde geest wordt hij in de 19e eeuw door vele moralisten verheerlijkt. Nietzsche daarentegen valt hem met grote felheid aan wegens zijn eis dat de levensdrift door de rede moet worden beheerst, terwijl voor Kierkegaard de socratische ironie een krachtig wapen is tegen de trotse zelfverzekerdheid van de rede. In de recentere historische literatuur is het beeld genuanceerder: S. wordt getekend als een man die weliswaar een groot vertrouwen in de rede stelde, maar door zijn ernstige vroomheid en zijn scherpe zin voor het concrete karakter van de morele daad vrij bleef van eenzijdig rationalisme.

(VI) Afbeeldingen. Het typische uiterlijk van S., dat ook in de literaire bronnen gesignaleerd wordt (stompe neus, uitpuilende ogen en een grote mond; en daardoor gelijkend op een sileen), is realistisch weergegeven in een groot aantal uit de oudheid bewaard gebleven koppen. Deze worden verdeeld in twee hoofdtypen, een ouder met zichtbare en een jonger met onzichtbare oren. Het eerste type, waarvan een romeinse copie in het Nationaal Museum van Napels het mooiste specimen is, gaat terug op de kop van een bronzen standbeeld (van Silanion?) uit ca. 380 vC. Van het tweede type, dat vooral bekend is van exemplaren in het Thermen-museum te Rome en in het Louvre, wordt het origineel, eveneens de kop van een standbeeld, ca. 335 vC gedateerd en door velen aan Lysippus toegeschreven; van dit laatste standbeeld als geheel krijgen we een goede indruk door een 27 cm hoge statuette (2e eeuw vC) in het British Museum.


Lit. J. Stenzel (PRE 3A, 811-890). A. Giuliano (EAA 7, 379-381). GGL 1, 3, 236-280. - K. Joel, Der echte und der Xenophontische Sokrates 1-2 (Berlin 1893-1901). R. Taylor, Varia Socratica 1-2 (Oxford 1911). H. Maier, Kekulé von Stradonitz, Die Bildnisse des Sokrates (Abhandlungen der Preussischen Akad. Wiss. 1908). A. E. Sokrates, sein Werk und seine geschichtliche Stellung (Tübingen 1913 = Aalen 1964). E. Dupréel, La légende socratique et les sources de Platon (Bruxelles 1922). Is. van Dijk, S. (Haarlem 1922, ²1949). L. Köhler, Die Briefe des Sokrates und der Sokratiker (Philologus, Suppl. Band 20,2, Leipzig 1928). C. Ritter, Sokrates (Tübingen 1931). A. E. Taylor, S. (London 1932). J. Sykutris, Die Briefe des Sokrates und der Sokratiker (Paderborn 1933 = New York 1968). A. K. Rogers, The Socratic Problem (New Haven/ London 1933 1971). A.-J. Festugière, Socrate (Paris 1934, ²1966). H. Kuhn, Sokrates. Versuch über den Ursprung der Metaphysik (Berlin 1934 = München 1959). G. Bastide, Le moment historique de Socrate (Paris 1939). Th. Deman, Socrate et Jésus (ib. 1944). O. Gigon, Sokrates, sein Bild in Dichtung und Geschichte (Bern 1947, ²1980). V. de Magalhaes-Vilhena, Le probleme de Socrate. Le Socrate historique et le Socrate de Platon (Paris 1952). Id., Socrate et la légende platonicienne (ib. 1952). M. Sauvage, Socrate et la conscience de l'homme (ib. 1956; nederlandse vertaling onder de titel Sokrates, Utrecht/Antwerpen 1959). A. H. Chroust, S. Man and Myth (London 1957). C. J. de Vogel, Who was S.? (Journal of the History of Philosophy 1, 1963, 143-161). L. Strauss, S. and Aristophanes (New York 1966). J. Humbert, Socrate et les petits Socratiques (Paris 1967). M. J. O'Brien, The Socratic Paradoxes and the Greek Mind (Chapel Hill 1967). N. Gulley, The Philosophy of S. (London 1968). G. Vlastos ed., The Philoscphy of S. A collection of critical essays (Garden City N.Y. 1969). W. K. Guthrie, History of Greek Philosophy 3 (Cambridge 1969) 323-507 (ook afzonderlijk verschenen onder de titel Socrates, ib. 1971). L. Lundgren, Sokratesbilden: fran Aristofanes till Nietzsche (1978). M. Fresco, Sokrates. Zijn wijsgerige betekenis (Assen 1983). [De Strycker/Nuchelmans]


Lijst van Namen