Clemens

Clemens, latijnse eigennaam, gedragen door o.a. twee bekende christenen uit de eerste eeuwen:

(1) Clemens Romanus, 4e bisschop van Rome, volgens de traditie van 92 tot 101 (zie Irenaeus, Adversus haereses 3,3,3; Hieronymus, De viris illustribus 15). Volgens Tertullianus (De praescriptione 32,2) werd hij door Petrus tot priester gewijd. Hieronymus e.a. stelden hem gelijk met de leerling van Paulus, die in Phil. 4,3 genoemd wordt. Clemens is geen lid van het keizerlijk huis zoals de Ps.-Clementinae verhalen, evenmin is de overgeleverde beschrijving van zijn marteldood van enige historische waarde. Op naam van Clemens staat de brief die de gemeente van Rome ca. 93/97 geschreven heeft aan de gemeente van Corinthe naar aanleiding van onenigheid aldaar: enige presbyters waren afgezet. De achtergrond hiervan kennen wij niet. Clemens vermaant tot eendracht en vrede. De onruststokers dienen naar elders te vertrekken. Uitgaande van de concrete moeilijkheden te Corinthe behandelt de brief het thema van de eenheid op een wijze die ook voor andere gemeenten van belang is. De in het grieks geschreven brief is bijzonder veel gelezen. De oudste latijnse vertaling stamt waarschijnlijk uit het derde kwart van de 2e eeuw. Men vindt in de brief gegevens over de dood van Petrus en Paulus te. Rome, over de orde in de kosmos en de opstanding (feniksmotief). De hiërarchie (er is nog geen sprake van één episcopus aan het hoofd van de gemeente zoals bij Ignatius van Antiochië) wordt met OTische voorbeelden toegelicht. Aan het slot staat een verheven gebed.

Ook enkele niet-authentieke documenten werden aan Clemens toegeschreven. Allereerst de zogenaamde 2e Clemensbrief, die een geheel andere stijl bevat: het is de oudst bewaarde christelijke preek, met een vrij algemeen karakter. Misschien werd deze te Corinthe geschreven, in de tweede helft van de 2e eeuw. Verder zijn te vermelden de Ps.-Clementinae: voornamelijk twintig griekse homilieën (die preken van Petrus zouden bevatten, genoteerd door Clemens) en tien boeken Recognitiones (alleen in een latijnse vertaling van Rufinus bewaard). De titel 'Herkenningen' heeft betrekkingen op de verschillende herkenningsscènes, die in het werk voorkomen. Beide groepen van geschriften berusten waarschijnlijk op een document dat in het begin van de 3e eeuw in Syrië werd geschreven. De auteur zal behoord hebben tot een heretische joods-christelijke groepering.


Lit. Uitg.: C. Th. Schäfer, S. Clem. Rom. epistula ad Corinthios (Bonn 1941). K. Bihlmeyer, Die apostolischen Väter 12 (Tübingen 1956). J. A. Fischer, Die apostolischen Väter (München 1956). B. Rehm, Die Pseudoklementinen, I Homilien (GCS 42; Berlin 1953); H Rekognitionen in Rufins Übersetzung (ib. 51, ib. 1965). - Bardenhewer 12, 116-131. Quasten, Patrology 13, 42-53. - B. Rehm, Zur Entstehung der psendoklementinischen Schriften (München 1939). L. Sanders, L'Hellénisme de Saint Clément de Roine et 1e Paulinisme (Louvain 1943). A. W. Ziegler, Neue Studien zum ersten Klemensbrief (München 1958). K. Beyschlag, Clemens Romanus und der Frühkatholizismus, Untersuchungen zu I Clemens 1-7 (Tübingen 1966). [Bartelink]


(2) Clemens van Alexandrië (geb. ca. 150-gest. vóór 215), grieks christelijk schrijver. Titus Flavius Clemens werd te Athene geboren, ging op jeugdige leeftijd tot het christendom over en vestigde zich ca. 180 te Alexandrië, waar Pantaenus de katechetenschool leidde. Zelf ging hij hier ook ca. 190 doceren en ca. 200 volgde hij zijn meester op. Tijdens de vervolging van Septimius Severus verliet hij Egypte (ca. 203) en waarschijnlijk heeft hij de rest van zijn leven in KIein-Azië doorgebracht, waar hij vóór 215 gestorven is. Zijn hoofdwerken zijn de Προτρεπτικός, de Παιδαγωγός en de Στρωματεῖς. Verder bezitten wij van hem Τίς ὁ σῳζόμενος πλούσιος (Quis dives salvetur?, een preek over Mc 10, 17-31), terwijl de Ὑποτυπώσεις (uitlegging van vele schriftpassages) verloren gegaan zijn.

De Protrepticus (aansporing tot bekering) wil een aansporing zijn voor de Grieken, de christelijke waarheid te aanvaarden. Met een dergelijke benaming sluit Clemens zich bij de traditie aan: wij kennen verschillende algemene aansporingen tot beoefening van de wijsbegeerte in de oudheid (van name, want de werken zelf zijn op fragmenten na verloren gegaan), bv. van Aristoteles, Cleanthes, Epicurus, Cicero's Hortensius. In zijn Protrepticus, die een poging tot rationele apologetiek betekent, wijst C. op de ongerijmdheid van de heidense cultus en opvattingen en op de onjuiste ideeën van vele filosofen omtrent God. C. erkent dat Plato en anderen reeds zekere juiste gedachten omtrent God hebben geuit en hij verklaart deze ten dele als berustend op goddelijke inspiratie, ten dele ook uit hun bekendheid met oude joodse geschriften. In al zijn geschriften, maar in het bijzonder in de Protrepticus, maakt C. een ruim gebruik van de stijlmiddelen van de retorica.

De Paedagogus of Leidsman geeft in aansluiting aan het vorige werk verdere onderrichting in de christelijke levenswijze. Aan de bekeerden, speciaal de gedoopten, worden voorschriften voor de praktijk van het dagelijks leven gegeven. De gedachte en het beeld van de Paedagogus is niet afkomstig uit de christelijke literatuur, maar uit de profaan-griekse traditie. De Paedagogus is identiek met de Logos die de christenen vormt en opleidt. De laatste twee van de drie boeken vormen een verhandeling over praktische moraal; het eerste geeft een algemene inleiding tot begrip voor de Logos-paedagogus. De geinspireerde Christushymne aan het slot (een lofgebed van de alexandrijnse school?) geniet grote bekendheid.

Het hoofdwerk van C., het laatste deel van de trilogie, draagt de naam Stromateis, letterlijk: Tapijten, d.w.z. Miscellanea, studies over gevarieerde onderwerpen. Hierin richt C. zich gedeeltelijk tot de christenen, gedeeltelijk tot de ketters, soms ook tot de ontwikkelde heidenen. Het is belangrijk als poging van C. om als intellectueel zijn godsdienst een wetenschappelijke basis te geven. Er komen vele problemen, evenwel zonder strakke ordening, aan de orde zoals: de relatie tussen geloof en wijsbegeerte, de afhankelijkheid van griekse schrijvers van nietgriekse wijsgeren, het symbolisme van de H. Schrift, het bestaansrecht van een orthodoxe binnenkerkelijke gnosis, wegen en graden van de godskennis. C. schrijft in een dikwijls stroeve en vermoeiende, ietwat ongelijkmatige stijl. Al schaadt de overdadige eruditie het werk, waarin zowel profane als gewijde teksten veel geciteerd worden, toch mag men de inhoud overwegend boeiend en gevarieerd noemen.

Het is de grote betekenis van C. geweest dat hij de profane wetenschap in ruime mate aan het christendom dienstbaar gemaakt heeft. De studie van de profane wetenschappen kan volgens C. een propedeuse zijn waardoor men tot het ware geloof kan komen, maar de theologie vormt de bekroning van de wetenschappen. C. heeft een belangrijke daad verricht door de profane wetenschap in de kerk te introduceren, want hierdoor werden de grondslagen voor het theologisch denken gelegd. C. erkent zekere elementen van waarheid in de griekse wijsbegeerte en schroomt niet, hiervan gebruik te maken.

Met zijn ideaal van een christelijke gnosis streeft C. een verdieping van het eenvoudig geloof na.


Lit. Edities: MPG 8-9. O. Stählin (GCS 12, 15, 17 en 39). O. Stählin/L. Früchtel (GCS 52). Ned. vertaling: A. U. Meiboom, Oudchristelijke geschriften (Leiden 1912/15) 8-19. E. de Faye, Clément d'Alexandrie² (Paris 1906). J. Tsennoulas, Die Bildersprache des Klemens von Alexandrien (Diss. Würzburg 1933; Kaïro 1934). M. C. Murphy, Nature Allusions in the Works of Clement of Alexandria (Washington 1941). Cl. Montdésert, Clément d'Alexandrie (Paris 1944). P. Th. Camelot, Introduction de l'étude de la connaissance mystique chez Clément d'Alexandrie (Ét. de théol. et d'hist. de la spiritualité 3, Paris 1945). W. Völker, Der wahre Gnostiker nach C. Alexandrinus (TU 57; Berlin/Leipzig 1952). P. J. G. Gussens, Het leven in Alexandrië volgens de cultuurhistorische gegevens in de Paedagogus (boek 2 en 3) van Clemens Alexandrinus (Assen 1955). E. F. Osborn, The Philosophy of Clement of Alexandria (Texts and Studies 3; New York 1957). M. Spanneut, Le stoïcisme des Pères de l'église, de Clément de Rome à Clément d'Alexandrie (Patristica Sorbonensia 1; Paris 1957). A. Méhat, Étude sur les 'Stromates' de Clément d'Alexandrie (ib. 7; ib. 1966). H. Steneker, Peithous Demiourgia. Observations sur la fonction du style dans le Protreptique de Clément d'Alexandrie (Graecitas Christianorum Primaeva 3; Nijmegen 1967). [Bartelink]


Afkortingen Pausen Lijst van Auteurs